Praktijk stabiel, rautek, ondersteunend vervoer, buikstoot en dekenrol

EHBO LES 4
  • stabiele zijligging
  • rautek ( van stoel naar grond)
  • ondersteunend vervoer
  • buikstootmethode
  • dekenrol
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

Onderdelen in deze les

EHBO LES 4
  • stabiele zijligging
  • rautek ( van stoel naar grond)
  • ondersteunend vervoer
  • buikstootmethode
  • dekenrol

Slide 1 - Tekstslide

stabiele zijligging

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Wat moet je blijven doen als iemand in stabiele zijligging ligt?

Slide 5 - Open vraag

rautek

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Op welk lichaamsdeel let je vooral goed op als je iemand op de grond neerlegt?

Slide 8 - Open vraag

ondersteunend vervoer

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Wanneer zou je deze greep kunnen toepassen?

Slide 11 - Open vraag

Buikstootmethode

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Heimlich manoevre
  • Hoe vaak mag je buikstoten en slaan afwisselen?
  • Wat doe je als iemand bewusteloos raakt ?
Je belt of laat 112 bellen en dan ?

Slide 14 - Tekstslide

Wat doe je vervolgens als iemand die stikt neer valt op de grond?
A
Ademhaling controleren
B
Doorgaan met de buikstoten geven
C
In stabiele zijligging leggen

Slide 15 - Quizvraag

Dekenrol

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Wat zou je kunnen doen / gebruiken als je geen deken hebt?

Slide 18 - Open vraag

welke greep gebruik je bij verstikking?
A
Rautek
B
stabiele zijligging
C
reanimatie
D
Buikstootmethode

Slide 19 - Quizvraag

hoe vaak geef je buikstoten bij de heimlich?
A
3 keer
B
4 keer
C
5 keer
D
6 keer

Slide 20 - Quizvraag

wanneer leg je een slachtoffer in stabiele zijligging?
A
als iemand niet meer ademt
B
als iemand flauw is gevallen
C
als iemand bewusteloos is
D
na een ongeluk

Slide 21 - Quizvraag

Waarom leg je het hoofd als laatste iets omhoog als iemand stabiel ligt?
A
dan ligt hij lekkerder
B
dan kan hij beter kijken
C
dan kan hij makkelijker braken
D
dan kan ik de ademhaling in de gaten houden

Slide 22 - Quizvraag

wat vond je van deze les?

Slide 23 - Woordweb