Zwaartekracht en krachten in evenwicht

Zwaartekracht en krachten in evenwicht
SysNat h4/v4 H3.1
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Zwaartekracht en krachten in evenwicht
SysNat h4/v4 H3.1

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

De 'slinky' in de afbeelding wordt losgelaten. Wat gebeurt er met de onderkant van de slinky?

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Video

Gebeurde er wat je verwachtte? Waarom wel/niet?

Slide 5 - Open vraag

Leerdoelen (havo/vwo)
Aan het einde van de les kun je:
  1. de vier algemene eigenschappen van een kracht benoemen
  2. met de krachtenschaal bepalen hoe groot in een tekening of foto weergegeven kracht is
  3. de krachten op een voorwerp in een tekening of foto weergeven, tekening houdend met de krachtenschaal
  4. uitleggen wanneer het gevolg van een kracht verandert bij de verschuiving van de kracht
  5. beschrijven van welke factoren de volgende krachten afhangen: schuifwrijvingskracht, rolweerstandskracht en luchtweerstandskracht
  6. berekeningen maken en redeneren met de formules voor de zwaartekracht en de veerkracht: 

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen (vwo)
Aan het einde van de les kun je:
7. berekeningen maken en redeneren met de formules voor maximale schuifwrijvingskracht en luchtweerstandskracht:


Slide 7 - Tekstslide

Krachten
Krachten worden uitgeoefend door een voorwerp op een ander voorwerp. 
Bijvoorbeeld zwaartekracht:
De aarde oefent een kracht uit op de appel
En de persoon
En de stoel
En de boom

De eenheid van kracht is Newton [N]
LD1
de vier algemene eigenschappen van een kracht benoemen

Slide 8 - Tekstslide

Krachten tekenen
Krachten tekenen we met pijlen
Aan de pijl kunnen we de volgende drie dingen zien: 
de lengte, richting en plaats waar de pijl begint

Soms werken we met een krachtenschaal, met 
de schaal en de lengte van de pijl kan je de kracht berekenen. 

In de tekening staat Fz voor de zwaartekracht. 
LD1
de vier algemene eigenschappen van een kracht benoemen
LD2
met de krachtenschaal bepalen hoe groot een in een tekening of foto weergegeven kracht is
LD3
de krachten op een voorwerp in een tekening of foto weergeven, tekening houdend met de krachtenschaal

Slide 9 - Tekstslide

Krachten meten
Krachten kunnen we meten met een veerunster.

Door de uitrekking van de veer die er in zit
kan de kracht worden bepaald. 

Slide 10 - Tekstslide

Maak voorbeeldopdracht 1 uit je boek en vul je antwoord hier in

Slide 11 - Open vraag

Vector
Kracht is een grootheid dat altijd een 
aangrijpingspunt en een richting heeft. 
Een grootheid met een richting noemen we een vector. VWO: Een vector geven we weer met een pijltje boven het symbool: 
De lijn door het aangrijpingspunt in de richting van de kracht noemen we de werklijn.
Als we een kracht verschuiven langs de werklijn, veranderd het gevolg van de kracht niet. 
LD1
de vier algemene eigenschappen van een kracht benoemen
LD4
uitleggen wanneer het gevolg van een kracht verandert bij de verschuiving van de kracht

Slide 12 - Tekstslide

Welk van de drie situaties in de
figuur heeft een afwijkend
gevolg van de kracht?
A
a
B
b
C
c
D
De gevolgen zijn hetzelfde

Slide 13 - Quizvraag

Lees pag. 114 t/m 119 (vwo) of pag. 98 t/m 102 (havo) en geef hieronder een korte beschrijving van elk van de genoemde krachten.

Slide 14 - Open vraag

Zwaartekracht
De zwaartekracht is de kracht uitgeoefend door de aarde. Deze kracht is recht evenredig met de massa van het voorwerp. Deze evenredigheidsconstante heet de valversnelling of de gravitatieconstante g. Het aangrijpingspunt van de zwaartekracht op het voorwerp is het zwaartepunt
De zwaartekracht kan je berekenen met:
LD6
berekeningen maken en redeneren met de formules voor de zwaartekracht en de veerkracht: 

Slide 15 - Tekstslide

Een blok met een massa van 5,0 kg ligt op tafel. Bereken de zwaartekracht die op het blok werkt.

Slide 16 - Open vraag

Veerkracht
Veerkracht wordt veroorzaakt door een veer of ander elastisch voorwerp. De veerkracht is recht evenredig met de uitrekking van de veer. Deze evenredigheid noemen we de veerconstante
De grootte van de veerkracht kan je berekenen met:


LD5
beschrijven van welke factoren de volgende krachten afhangen: schuifwrijvingskracht, rolweerstandskracht en luchtweerstandskracht
LD6
berekeningen maken en redeneren met de formules voor de zwaartekracht en de veerkracht: 

Slide 17 - Tekstslide

Veerkracht uitrekenen
Een blokje wordt aan een veerunster gehangen. De veerunster geeft 1,9 N aan. 
De veer is 6,5 cm uitgerekt. Wat is de veerconstante?



Fveer=1,9 N
u=6,5 cm=6,5102 m
F=C  uC=uF
C=(6,5102)1,9=29,2307Nm1=29Nm1
LD6
berekeningen maken en redeneren met de formules voor de zwaartekracht en de veerkracht: 

Slide 18 - Tekstslide

Een massa van 5 kg hangt aan een veer. De veer is 4,3 cm uitgerekt. Wat is de veerconstante?

Slide 19 - Open vraag

Schuifwrijvingskracht
Voorwerpen die bewegen of waarop kracht wordt uitgeoefend om ze in beweging te brengen ondergaan schuifwrijvingskracht
De richting van deze kracht is altijd tegengesteld aan de bewegingsrichting. 
Het aangrijpingspunt is in het midden van het het oppervlak waar de twee voorwerpen elkaar raken. 
De schuifwrijvingskracht zorgt er ook voor dat er een bepaalde minimale kracht nodig is om een voorwerp in beweging te brengen (denk aan een zware kast die niet direct beweegt zodra je er tegenaan duwt). 
LD5
beschrijven van welke factoren de volgende krachten afhangen: schuifwrijvingskracht, rolweerstandskracht en luchtweerstandskracht

Slide 20 - Tekstslide

Schuifwrijvingskracht (vwo)
De schuifwrijvingskracht kan je berekenen met:





De wrijvingscoëfficiënt hangt af van de soorten materialen die over elkaar bewegen. 
LD7
berekeningen maken en redeneren met de formules voor maximale schuifwrijvingskracht en luchtweerstandskracht:

Slide 21 - Tekstslide

Luchtweerstandskracht
Een voorwerp dat door de lucht beweegt ondervindt luchtweerstandskracht. Dit is ook een tegenwerkende kracht. 

Dit komt doordat een bewegend object de luchtmoleculen aan de kant moet duwen om vooruit te komen. 

Als je door het water loopt moet je ook de watermoleculen aan de kant duwen. 
LD5
beschrijven van welke factoren de volgende krachten afhangen: schuifwrijvingskracht, rolweerstandskracht en luchtweerstandskracht

Slide 22 - Tekstslide

Luchtweerstandskracht (vwo)
De luchtweerstandskracht kan je 
berekenen met:


Als je voorover buigt op de fiets, is je 
frontale oppervlak kleiner en is dus de luchtweerstandskracht kleiner. 
De luchtweerstandscoëfficiënt hang af van hoe gestroomlijnd het voorwerp is dat door de lucht beweegt (zie BiNaS tabel 28A).
LD7
berekeningen maken en redeneren met de formules voor maximale schuifwrijvingskracht en luchtweerstandskracht:

Slide 23 - Tekstslide

De Slinky
Vlak voordat de slinky wordt losgelaten werkt er zwaartekracht en veerkracht.

Op het moment dat de veer wordt losgelaten werkt de veerkracht nog steeds op de onderkant van de veer

Slide 24 - Tekstslide

De Slinky
Pas als de slinky niet meer uitgerekt is zal de veerkracht kleiner worden en is de zwaartekracht groter

Slide 25 - Tekstslide