Hoofdstuk 5.1 & 5.3 Burgers en stoommachines, herhalingsles

5. Burgers en stoommachines
Tijd van burgers en stoommachines, 1800-1900
Herhaling
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

5. Burgers en stoommachines
Tijd van burgers en stoommachines, 1800-1900
Herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Wat hebben we geleerd:
5.1 Industrie en samenleving

5.3 De sociale kwestie

Slide 2 - Tekstslide

5.1 Industrie en samenleving

Slide 3 - Tekstslide

In welk land begon de industriële revolutie?
A
Nederland
B
Duitsland
C
Groot-Brittannië
D
Verenigde Staten

Slide 4 - Quizvraag

Hoe noemen we de periode vanaf 1800?
A
Middeleeuwen
B
Vroegmoderne tijd
C
Oudheid
D
Moderne tijd

Slide 5 - Quizvraag

De industriële revolutie in Engeland

Vanaf ongeveer 1750 begint de industriële revolutie. 

Waarom begon de Industriële revolutie in Engeland? 



Slide 6 - Tekstslide

Industriële Revolutie: overgang van een _______________ samenleving naar een ________________ samenleving.

Slide 7 - Open vraag

Wat was een verbetering voor 1870?
A
Staal in plaats van ijzer
B
Stoommachine (de verbeterde versie door James Watt)
C
Houten spin- en weefmachines aangedreven door water en later stoom
D
Aardolie als energiebron

Slide 8 - Quizvraag

Wat veranderden in het dagelijks leven van de mensen?
A
Nieuwe producten zoals lucifers en blikvoedsel
B
Licht, ook als het donker was
C
Steeds minder mensen werken in de landbouw
D
Vervoer per tram, trein of boot

Slide 9 - Quizvraag

Transport
Vanaf 1830 versnelt de industrialisatie door:


Slide 10 - Tekstslide

Wat veranderde vanaf 1870 in de industrie?
A
Aardolie als energiebron
B
Staal in plaats van ijzer
C
Ontdekkingen werden gedaan door individuen.
D
Uitvinding gloeilamp

Slide 11 - Quizvraag

Leg uit wat schaalvergroting betekend.

Slide 12 - Open vraag


De industriële samenleving

- Nauwelijks nog arbeiders in de landbouw;

- Bijna iedereen werkt in de industrie- en dienstensector;

- Groei van de dienstensector door uitbreiding van handel en transport;

- Meer dan de helft van de bevolking woont in steden;

- Groei van de bevolking en dus groei van de steden


Slide 13 - Tekstslide

bourgeoisie
sector
industrie
industrialisatie
industriële revolutie
(hoge burgerij) groep van rijke burgers
deel van de economie, zoals de landbouwsector, industriesector en dienstensector
productie in fabrieken
uitbreiding van de industrie
ingrijpende verandering in de productiemethoden, waarbij handarbeid wordt vervangen door machines

Slide 14 - Sleepvraag

5.3 De sociale kwestie

Slide 15 - Tekstslide

Noem minimaal 3 slechte werk of leefomstandigheden

Slide 16 - Open vraag

Sociale kwestie?

Slide 17 - Woordweb

Sociale wetten
Sinds de middeleeuwen gaven kerken hulp aan arme mensen, zoals onderdak, geld en brood. Door de discussie over de sociale kwestie ontstond het idee dat ook de overheid wat moest doen voor burgers die minder goed voor zichzelf konden zorgen. 

Slide 18 - Tekstslide

Waar kunnen sociale wetten voor zorgen?

Slide 19 - Open vraag

Wie bedacht de kinderwet van 1874?
A
Thorbecke
B
Willem II
C
Samuel van Houten
D
Willem I

Slide 20 - Quizvraag

Wie helpt de arbeiders? 
Werknemers richtten vakbonden op waarmee ze betere arbeidsomstandigheden afdwongen.

Vakbonden:
- Organiseerden stakingen
- Gingen in gesprek met fabrieksbazen

Ook socialisten kwamen op voor de arbeidersklasse en wilden meer gelijkheid tussen arm en rijk.

Slide 21 - Tekstslide

Wat is het kernwoord van het socialisme?
A
Vrijheid
B
Gelijkheid
C
Alles bij het oude houden
D
Geloof

Slide 22 - Quizvraag

SDAP

Slide 23 - Woordweb

Ideologie
sociale wet
socialist
vakbond
recht van initiatief
geheel van ideeën over de samenleving
wet voor steun aan mensen die minder goed voor zichzelf kunnen zorgen
iemand die in de politiek streeft naar meer gelijkheid
organisatie en werknemers
leden van de Tweede Kamer mogen een wetsvoorstel indienen

Slide 24 - Sleepvraag