In 1989 vonden in Hongarije en Polen vrije verkiezingen plaats. De nieuwe regering van Hongarije opende het IJzeren Gordijn. In Oost-Duitsland probeerde de regering de democratie nog tegen te houden, maar Gorbatsjov herhaalde dat het Sovjetleger niet ingezet zou worden. Op 9 november 1989 werd een einde gemaakt aan de grenscontroles bij de Muur in Berlijn. Hét symbool van de Koude Oorlog werd op sommige plekken afgebroken.
Na de val van de Muur verlieten veel Oost-Duitsers het land om in West-Duitsland een nieuw bestaan op te bouwen. De Oost-Duitse economie stortte in en West-Duitsland kon de vluchtelingen niet opvangen. Helmut Kohl stelde voor om de twee Duitslanden samen te voegen tot één land, net als voor 1945. Dat gebeurde in 1990.
De verschillende landen waaruit de Sovjet-Unie bestond, maakten van de glasnost gebruik om zich niets meer aan te trekken van de regering in Moskou. De Sovjet-Unie viel uit elkaar en in 1991 was de Koude Oorlog definitief voorbij.