pm4GES 4.1 Oorlog in Europa opdrachten

4.1 Oorlog in Europa
1939-1945 
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

4.1 Oorlog in Europa
1939-1945 

Slide 1 - Tekstslide

In het Verdrag van Versailles werd Duitsland als hoofdschuldige aangewezen. Noem 3 bepalingen waar Duitsland aan moest voldoen.

Slide 2 - Open vraag

De maker van de spotprent denkt dat de appeasementpolitiek wel/niet
zal werken, want.............

Tekst bij de spotprent: Het mannetje in het midden is de "The appeaser"
Boven de spotprent staat: 'Onthoud: nog één lolly en dan moeten jullie
allemaal naar huis.'

Slide 3 - Open vraag

Geef het doel aan van de appeasementpolitiek en de diplomatie van Chamberlain. Gebruik het begrip agressief.

Slide 4 - Open vraag

Wat wil de tekenaar van deze spotprent
duidelijk maken?

Slide 5 - Open vraag

De Tweede Wereldoorlog had twee bondgenootschappen: de geallieerden en de asmogendheden.
Welk land hoorde bij welke kant? Eentje is al ingevuld.
Asmogendheden
Geallieerden

Slide 6 - Sleepvraag

Sleep de gebeurtenissen naar de juiste plek. 
Je begint bij de gebeurtenis die het langst geleden is.
1
2
3
4
5
De Eerste Wereldoorlog eindigt met het Verdrag van Versailles 
De crisis begint. 
De Eerste Wereldoorlog begint 
Hitler komt aan de macht en begint de Tweede Wereldoorlog.
De Tweede Wereldoorlog eindigt met de twee atoombommen in Japan. 

Slide 7 - Sleepvraag

Opnemen in de eigen staat
Overgeven
overleg tussen staten
bijeenkomst, vergadering
Snelle aanval
samenwerking
Bondgenootschap
Diplomatie
Inlijven
Conferentie
Blitzkrieg
Capituleren

Slide 8 - Sleepvraag

1938
1939
Duitsland valt Polen binnen
Groot-Brittanie en Frankrijk verklaren Duitsland de oorlog
Hitler lijft Oostenrijk bij Duitsland in
Hitler lijft Sudetenland in bij Duitsland

Slide 9 - Sleepvraag

Wat zie je hier?
A
Duitsland valt Polen binnen
B
Groot-Brittanie en Frankrijk verklaren Duitsland de oorlog
C
Hitler lijft Oostenrijk bij Duitsland in
D
Hitler lijft Sudetenland in bij Duitsland

Slide 10 - Quizvraag

1941
1943
1944
1945
de VS gaan meedoen met de geallieerden.

Op 8 mei capituleert Duitsland
Het Sovjet leger begint de Duitsers terug te dringen
In West-Frankrijk begint de geallieerden invasie

Slide 11 - Sleepvraag

Welke uitspraken passen bij het affiche? 
Kies de juiste antwoorden.
A. De Atlantikwall bestond uit bunkers, kanonnen en prikkeldraad
B. In 1918 won Duitsland WO 1
C. In 1943 was de geallieerde invasie
D. Met de Atlantikwall wilde DL de oorlog niet verliezen, zoals in 1918

Slide 12 - Sleepvraag

Wanneer werd heel Nederland bevrijd?
A
6 mei 1945
B
5 mei 1945
C
5 mei 1944
D
4 mei 1945

Slide 13 - Quizvraag

Noem de directe oorzaak van de Nederlandse capitulatie.

Slide 14 - Open vraag

1
3
4
2
5
6
Duitsland bezet landen in Noord en West Europa 

Duitsland capituleert
Geallieerde legers landen in Normandië
Geallieerden legers landen op Sicilië
Operatie Barbarossa
Slag om Stalingrad

Slide 15 - Sleepvraag

Van wanneer tot wanneer was WO I?
A
1870-1871
B
1900-1905
C
1914-1918
D
1939-1945

Slide 16 - Quizvraag

Wanneer kreeg Duitsland te maken met een hyperinflatie?
A
1913
B
1919
C
1923
D
1929

Slide 17 - Quizvraag

Wanneer kwam Hitler aan de macht via verkiezingen?
A
1923
B
1924
C
1929
D
1933

Slide 18 - Quizvraag

Van wanneer tot wanneer was WO II?
A
1914-1918
B
1919-1933
C
1939-1945
D
1940-1945

Slide 19 - Quizvraag

Van wanneer tot wanneer was WO II in Nederland?
A
1914-1918
B
1919-1933
C
1939-1945
D
1940-1945

Slide 20 - Quizvraag

Zet in goede chronologische volgorde:
1. Pearl Harbor ~ 2. D-Day ~ 3. Blitzkrieg West-Europa~ 4. Atoombom op Nagasaki
A
3-2-1-4
B
4-3-2-1
C
3-1-2-4
D
1-3-2-4

Slide 21 - Quizvraag

Lenin was de opvolger van Stalin
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Leg kort uit hoe Hitler dacht over het Verdrag van Versailles

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide

Welk begrip past het beste bij de afbeelding van de vorige pagina?
A
Antisemitisme
B
Gelijkschakeling
C
Lebensraum
D
Fuhrer

Slide 25 - Quizvraag

Welk land werd niet (deels) veroverd door Nazi-Duitsland?
A
Groot-Brittannië
B
Nederland
C
Polen
D
Sovjet-Unie

Slide 26 - Quizvraag

Op dit punt verschilt het fascisme met het nationaal-socialisme is
A
Jodenhaat
B
democratie
C
geweld is goed
D
trots op eigen volk

Slide 27 - Quizvraag

Welke van de vier woorden hoort niet bij dit hoofdstuk?
A
Communisme
B
Fascisme
C
Liberalisme
D
Nationaal-Socialisme

Slide 28 - Quizvraag

Welke gebeurtenis vond als eerste plaats?
A
Hitler pleegt zelfmoord
B
Duitsland geeft zich over in 1945
C
D-day
D
Russische leger bereikt Berlijn eerder dan de VS

Slide 29 - Quizvraag

Wat is géén oorzaak van WO I?
A
Russische Revolutie
B
modern imperialisme
C
val Ottomaanse Rijk
D
nationalisme

Slide 30 - Quizvraag

Bekijk de volgende afbeelding. Denk aan de woorden:
Loopgraaf, Industrialisatie, Westfront, Oostfront

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Welk woord hoort niet bij de afbeelding die je zojuist hebt gezien?
A
loopgraaf
B
industrialisatie
C
westfront
D
oostfront

Slide 33 - Quizvraag

Wat stond niet in het Verdrag van Versailles
A
omvang Duitse leger
B
Hoogte herstelbetaling
C
grenzen van Duitsland
D
straf Duitse generaals

Slide 34 - Quizvraag

Wat moet ik het volgende hoofdstuk hetzelfde blijven doen?

Slide 35 - Open vraag

Wat moet ik het volgende hoofdstuk anders gaan doen?

Slide 36 - Open vraag