2023_week19_2ha_les2_Wiederholung naamvallen + quiz

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Du hast 3 min für:

Je hebt 3 min om: 

• Jacke aus


• Handy in die Tasche ohne tohn
• Laptop geschlossen auf dem Tisch
• Buch/ Heft/ Stift auf dem Tisch

Als je timer is gestopt schrijf de alle woordjes van Kapitel 5, Lektion 1-6 blz. 99-102

Worter schreiben

Machen:

Schrijf alle woordjes uit Kapitel 5, lektion 1-6 die je nog lastig vindt. Herhalen tot de timer is gestopt.

Was machen wir heute?

• Worter schreiben
• Üben Grammatik
• Quiz

Am Ende der Stunde........

- weet je hoe je van een woord de stellende, vergrotende en overtreffende trap maakt.

- weet je hoe je de naamval vindt in een zin, bij welke groep het woord hoort en hoe je het woord vervoegt.

An die Arbeit

• Machen: 

- Bij SOM lesstof staat een werkblad. Download deze onder je eigen naam. Maak deze met behulp van je spiekbrief. 

• Wie?  Eerste 10 minuten in stilte

• Fertig? 

- Na klar online---> Kapitel 5--->versterk jezelf--------->naamvallen
- Na klar online---> Kapitel 5--->versterk jezelf--------->trappen van vergelijking

- Woordjes schrijven K.5, Lektion 4, 5, 6

- Woordtrainer online 5.1, 5.2, 5.2, 5.3, 5.4, 5.5, 5.6

Kies in welke naamval het deel tussen haakjes staat

(Meine Tante) kommt morgen vorbei.

1. 1e naamval (onderwerp)
2. 3e naamval (meewerkend voorwerp)
3. 4e naamval (lijdend voorwerp)

Nach (einer Stunde) bestellen wir im Restaurant was zu trinken.

1. 1e naamval
2. 3e naamval
3. 4e naamval

Marie macht ein Foto von (den Nilpferden).

1. 1e naamval
2. 3e naamval
3. 4e naamval

(Diese Frau) trägt sehr schöne Kleidung.

1. 1e naamval (onderwerp)
2. 3e naamval (meewerkend voorwerp)
3. 4e naamval (lijdend voorwerp)

Wir sehen uns zunächst (die Affen) an. Die sind lustig!

1. 1e naamval (onderwerp)
2. 3e naamval (meewerkend voorwerp)
3. 4e naamval (lijdend voorwerp)

Am Nachmittag bringen wir (meine Cousinen) wieder nach Hause.

1. 1e naamval (onderwerp)
2. 3e naamval (meewerkend voorwerp)
3. 4e naamval (lijdend voorwerp)

Na welke voorzetsels volgt de 3e naamval?

Na welke voorzetsels volgt de 4e naamval (lijdend voorwerp)?

Geef bij de volgende quiz vragen steeds aan of je een persoonlijk voornaamwoord of een bezittelijk voornaamwoord nodig hebt.

Ist das (mijn) ............. Buch?

1. bezittelijk voornaamwoord: mein
2. persoonlijk voornaamwoord: ich

Unser Auto ist kaputt. Kann ich bei......mitfahren?

1. bezittelijk voornaamwoord: dein
2. persoonlijk voornaamwoord: dir

Ist das ..........Jacke?

1. bezittelijk voornaamwoord (unsere)
2. persoonlijk voornaamwoord (uns)

Hey, da ist Martin, lass uns zu.......gehen.

1. bezittelijk voornaamwoord (sein)
2. persoonlijk voornaamwoord (ihm)

Als je de uitgang van een onbepaald lidwoord of bezittelijk voornaamwoord wilt weten kijk je bij de........?

1. der-Gruppe
2. ein-Gruppe

De bepaalde lidwoorden en de woorden dies-, jed-, welch-, alle- , solch-, manch- horen bij de ......?

1. der-Gruppe
2. ein-Gruppe

Martin hat nur (een) Fehler (m) in der Klassenarbeit gemacht.

1. ein
2. einer
3. einen
4. einem

(De) Königin (v) hat sich schon wieder ein neues Kleid gekauft.

1. der
2. die
3. das
4. den

(Manch-) Leute (mv) sind wirklich nervig.

1. manche
2. mancher
3. manchen
4. manchem

Der Lehrer erklärt....(ons) die Matheaufgabe.

1. wir
2. uns
3. unser
4. unserem

Wir kaufen....(hem) etwas schönes.

1. er
2. ihm
3. ihn
4. sein

Ohne ..(jou) schaffe ich das nicht.

1. dir
2. dich
3. du
4. dein

Hast du die Goldene Uhr von ...(jouw) Großeltern (mv) geerbt?

1. dir
2. deinem
3. deinen
4. deiner

Am Ende der Stunde........

- weet je hoe je van een woord de stellende, vergrotende en overtreffende trap maakt?

- weet je hoe je de naamval vindt in een zin, bij welke groep het woord hoort en hoe je het woord vervoegt.

Hausaufgaben

Machen: 

Lernen für die Klassenarbeit

Abschluss

Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af

• na mijn startsignaal: inpakken
• zitten blijven tot de bel gaat- stil


• dan: klaar :)

Tschüss :)