1) werk samen met je buurman of buurvrouw (groepjes van 2)
2) leerling 1 verzint een dier in het Engels en schrijft deze op een blaadje.
3) leerling 2 mag het blaadje niet zien.
4) leerling 2 gaat in het Engels vragen stellen om te achterhalen welk dier leerling 1 heeft gekozen.
5) Leerling 1 mag alleen antwoorden met ''yes'' of ''no''.