movement

You have to slow down on the bike, because the barriers close.
What kind of movement is this?
A
uniform motion
B
accelerating motion
C
decelerating motion
1 / 44
volgende
Slide 1: Quizvraag
Mens & NatuurMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

You have to slow down on the bike, because the barriers close.
What kind of movement is this?
A
uniform motion
B
accelerating motion
C
decelerating motion

Slide 1 - Quizvraag

A car drives away at a traffic light.
What kind of movement is this?
A
uniform motion
B
accelerating motion
C
decelerating motion

Slide 2 - Quizvraag

A marathon runner runs at a constant speed.
What kind of movement is this?
A
uniform motion
B
accelerating motion
C
decelerating motion

Slide 3 - Quizvraag

Time (s)
0
0,1
0,2
0,3
0,4
0,5
0,6
Distance (m)
0
0,03
0,10
0,21
0,37
0,57
0,81

Slide 4 - Tekstslide

What distance has the ball
travelled in the first 0,5 seconds?
A
0,03 m
B
0,57 cm
C
0,57 m
D
0,81 m

Slide 5 - Quizvraag

Time (s)
0
0,1
0,2
0,3
0,4
0,5
0,6
Distance (m)
0
0,03
0,10
0,21
0,37
0,57
0,81
What distance has the ball
traveled between t=0,5s and
t=0,6s?

Antwoorden in de volgende dia.

Slide 6 - Tekstslide

What distance has the ball
traveled between t=0,5s and
t=0,6s? (In de vorige dia)
A
0,81 m
B
0 m
C
0,57 m
D
0,24 m

Slide 7 - Quizvraag

The formula
For constant speeds, we have the following formula:



v is the speed in meters per second (m/s)
s is the distance in meters (m)
t is the time in seconds (s)
v=ts

Slide 8 - Tekstslide

Eliod Kipchoge
On October 12th 2019, Eliod Kipchoge became the first human to complete a marathon 
(42.195 km) in under 2 hours!
What was his average running
speed? 
Use 1 hour and 59 min as his
finishing time.

Slide 9 - Tekstslide

What was the average running
speed of Eliod Kipchoge?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

An approximation
Can we calculate the distance that she covered in this heat?

Slide 12 - Tekstslide

An approximation
Can we calculate the distance that she covered in this heat?

Answer: 1535m

Slide 13 - Tekstslide

10 m/s = ... km/h
A
3,6
B
36
C
10 000
D
2,8

Slide 14 - Quizvraag

What is the formula for the speed?
A
v = t/s
B
v = m/s
C
v = s/t
D
v = s*t

Slide 15 - Quizvraag

A graph of the speed
Constant speed, means that v stays the same all the time!

How much distance is travelled here in 90 seconds?  (antwoord op de volgende dia invullen)

Slide 16 - Tekstslide

How much distance is travelled?

Slide 17 - Open vraag

A graph of the speed
How can we do this here?
--> We use the average
       speed

How can we calculate the average speed here?

Slide 18 - Tekstslide

A graph of the speed
How can we do this here?
--> We use the average
       speed

How can we calculate the average speed here?

vavg=2vinit+vfinal

Slide 19 - Tekstslide

A car drives away at a traffic light.
What kind of movement is this?
A
uniform motion
B
accelerating motion
C
decelerating motion

Slide 20 - Quizvraag

You have to slow down on the bike, because the barriers close.
What kind of movement is this?
A
uniform motion
B
accelerating motion
C
decelerating motion

Slide 21 - Quizvraag

A marathon runner runs at a constant speed.
What kind of movement is this?
A
uniform motion
B
accelerating motion
C
decelerating motion

Slide 22 - Quizvraag

What do you call a movement whose speed keeps increasing?
a ... movement?

Slide 23 - Open vraag

What do you call a movement whose speed does not change?
a ... movement

Slide 24 - Open vraag

What do you call a movement whose speed is getting smaller and smaller?
a ... movement?

Slide 25 - Open vraag

Je ziet een stroboscopische foto van een rollende bal. De stroboscoop gaf om de 0,1 s een flits.
Hoeveel tijdsverschil zit er tussen de eerste en de laatste opname?
Het tijdsverschil tussen de eerste en de laatste opname is
A
0,5 s
B
0,6 s
C
0,7 s
D
0,8 s

Slide 26 - Quizvraag

Je ziet een stroboscopische foto van een speelgoedeend die weg wordt gegooid.
Op welk moment bewoog de speelgoedeend het langzaamst?
A
toen hij beneden was
B
toen hij boven was
C
hij bewoog steeds even snel

Slide 27 - Quizvraag

Nettokracht
Er zijn drie verschillende situaties denkbaar:
 

  • Nettokracht is 0, dan blijft de snelheid gelijk: er is een constante snelheid of het voorwerp blijft stil staan; er is sprake van rust.

  • Nettokracht is groter dan 0 en in dezelfde richting als de beweging: de snelheid neemt toe: het voorwerp gaat steeds sneller bewegen: er is sprake van een versnelling.

  • Nettokracht is groter dan 0 en staat tegen de bewegingsrichting in: de snelheid neemt af: er is sprake van een vertraging tot het voorwerp stil staat.


Eventueel ik weet niet zeker of je dit moet weten

Slide 28 - Tekstslide

Als de nettokracht groter is dan 0 in meewerkende richting, wat gebeurt er dan?
Eventueel ik weet niet zeker of je dit moet weten
A
Snelheid blijft gelijk
B
Snelheid neemt toe
C
Snelheid neemt af

Slide 29 - Quizvraag

Eventueel ik weet niet zeker of je dit moet weten

Slide 30 - Tekstslide

Een auto rijd met een snelheid van 60 km/h wanneer hij een kind ziet oversteken. De chauffeur heeft een reactietijd van 1,2 seconden. De stopafstand van de auto is 35 meter.
Bereken de remweg

sreactie=vbegint=
vbegin = 60 km/h =                 
srem
216 m/s
16,67 m/s
37 m
15 m
20 m
72 m

Slide 31 - Sleepvraag

remweg
stopafstand
reactietijd
reactie afstand
Tijd die je nodig hebt om te reageren
Afstand die je aflegt terwijl je remt
Afstand die je aflegt vanaf dat je gevaar ziet tot dat je begint met remmen.
Afstand van het moment dat je gevaar ziet, tot je stil staat

Slide 32 - Sleepvraag

Wat is de berekening voor de stopafstand?
De stopafstand =
A
alleen de reactie-afstand
B
alleen de remweg
C
reactie-afstand - remweg
D
reactie-afstand + remweg

Slide 33 - Quizvraag

stopafstand is :
A
Reactieafstand
B
Reactieafstand + Remweg
C
Remweg

Slide 34 - Quizvraag

Sleep de  begrippen naar de juiste plek.
Stopafstand
Remweg
Reactieafstand

Slide 35 - Sleepvraag

Sleep de letters naar het juiste bijbehorende woord
Reactieafstand
Stopafstand
Remweg
A
B
C

Slide 36 - Sleepvraag

Hoeveel groter wordt de remweg als de snelheid 5x zo groot wordt?
(remweg n²)
A
10 keer zo groot
B
25 keer zo groot
C
5 keer zo groot
D
even groot

Slide 37 - Quizvraag

Wat is de remweg?
A
De afstand die de auto aflegt voor het remmen.
B
De afstand die de auto aflegt tijdens het remmen.
C
De totale afstand van een (nood)stop.

Slide 38 - Quizvraag

Hoe groot is je reactieafstand als je 50 km/h rijdt?
A
50 m
B
23.8 m
C
13.8 m
D
dat kan je niet weten

Slide 39 - Quizvraag

Hoe bereken je de reactieafstand?
A
oppervlakte onder het schuine stuk
B
oppervlakte onder het rechte stuk
C
Reactieafstand = snelheid x reactietijd
D
Reactieafstand = 0,5 x snelheid x reactietijd

Slide 40 - Quizvraag

Stopafstand = reactieafstand - remweg
A
waar
B
niet waar

Slide 41 - Quizvraag


Bereken de reactieafstand met behulp van het (v,t)-diagram.
A
1,5meter
B
40 meter
C
60 meter
D
220meter

Slide 42 - Quizvraag

Reactieafstand is:
A
Remweg + reactieafstand
B
Remweg + stopafstand
C
Hoever je rijdt voordat je remt
D
De afstand tot je stilstaat

Slide 43 - Quizvraag


Bereken de reactieafstand met behulp van het (v,t)-diagram.
A
40 meter
B
80 meter
C
60 meter
D
220meter

Slide 44 - Quizvraag