In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Oefenquiz 1 t/m 4 en China
Slide 1 - Tekstslide
Wat is een gilde?
A
Betalingssysteem
B
Middeleeuws zeeschip
C
Het hoogste bestuur van een stad
D
Beroepsvereniging in een stad
Slide 2 - Quizvraag
Wat is investituur?
A
de garderobe in de aankomsthal van een schouwburg
B
De eerste kruistocht naar een oproep van Urbanus II
C
de bekleding (vestitura) voor bisschoppen bij de aanvaarding van het ambt
D
De ambtsbekleding voor een nieuwe landsheer
Slide 3 - Quizvraag
Deze vraag gaat over 'de macht van vorsten'.
1. De Duitse keizer verloor de strijd om de investituur met de paus (zie plaatje). 2. De Duitse keizer werd gekozen door keurvorsten. 3. De Duitse keizer werd minder machtig. 4. De paus benoemde de bisschoppen. 5. Het Duitse rijk bestond uit zelfstandige staatjes.
Welke uitspraak is juist?
A
Feit 1 is een gevolg van feit 4
B
Feit 2 is een gevolg van feit 3
C
Feit 3 is een oorzaak van feit 4
D
Feit 5 is een oorzaak van feit 3.
Slide 4 - Quizvraag
Een ander woord voor burger is...
A
Geestelijke
B
Leek
C
Poorter
D
Schepen
Slide 5 - Quizvraag
Waarom loopt het tijd van van Jagers en Boeren tot ongeveer 3000 v. Christus
A
Het schrift werd uitgevonden
B
Er kwam een stikstofprobleem
C
Er moesten echte bronnen worden gemaakt
D
Jagen werd verboden
Slide 6 - Quizvraag
Jagers en Boeren
Grieken en Romeinen
Monniken en Ridders
Steden en Staten
Slide 7 - Sleepvraag
Weet je het nog? Wat is de Griekse benaming voor een stadstaat.
A
polis
B
demos
C
aristocratie
D
ostracisme
Slide 8 - Quizvraag
Wie was Julius Caesar?
A
De eerste Romeinse keizer
B
Uitvinder van de keizersnee
C
Romeinse generaal
D
De moordenaar van Cleopatra
Slide 9 - Quizvraag
Het geloof in 1 god noemen we
A
Polytheisme
B
Monogamie
C
Monotheisme
D
Polygamie
Slide 10 - Quizvraag
Welk antwoord geeft de juist tijdsvolgorde? Van oud naar nieuw?
A
ontstaan islam - Karel de Grote - renaissance - hofstelsel
B
hofstelstel - opkomst islam - Karel de Grote - renaissance
C
Karel de Grote - ontstaan islam - hofstelsel - renaissance
D
hofstelsel - opkomst islam - renaissance - Karel de Grote
Slide 11 - Quizvraag
In het hofstelsel:
A
geeft de heer bescherming aan de horige
B
moesten horigen herendiensten verrichten
C
geeft de horige een deel van de opbrengst van het land aan de heer
D
helpt de heer de horige op het land tijdens de oogsttijd
Slide 12 - Quizvraag
Welke types samenleving horen bij de tijd van jagers en boeren?
samenleving van jagers en boeren
industriele samenleving
landbouwstedelijke samenleving
landbouwsamenleving
informatie samenleving
Slide 13 - Sleepvraag
Bij wetenschappelijk denken ging het om kennis door:
A
geloof
B
onderzoek
C
politiek
D
herhalen
Slide 14 - Quizvraag
Griekse vormentaal
A
De manier waarop Grieken hun beeldhouwkunst en bouwkunst maakten en hoe zij zich hierin uitdrukten.
B
De manier waarop Grieken én Romeinen hun beeldhouwkunst en bouwkunst maakten en hoe zij zich hierin uitdrukten.
C
De manier waarop Romeinen hun beeldhouwkunst en bouwkunst maakten en hoe zij zich hierin uitdrukten.
D
De manier waarop Egyptenaren hun beeldhouwkunst en bouwkunst maakten en hoe zij zich hierin uitdrukten.
Slide 15 - Quizvraag
Wat was een gevolg van het ontstaan van het hiërogliefenschrift? Meerdere antwoorden mogelijk
A
Opschrijven van regels en wetten
B
Opschrijven van belasting
C
Het bestond uit kleine tekeningetjes
D
De Soemeriërs vonden het spijkerschrift uit.
Slide 16 - Quizvraag
Wat deden missionarissen?
A
Zij waren een speciaal soort soldaten voor de christelijke kerk. Hun missie was de kerk te verdedigen.
B
Dit waren monniken en andere geestelijke die door de kerk op missie gestuurd waren om heidenen (mensen met een ander geloof) te bekeren
C
Dit was een speciaal soort ridder. Zij waren niet van adel zoals de gewone ridders maar waren huursoldaten. Wanneer een leenman niet genoeg ridders had dan kon hij deze mensen inhuren om mee te vechten.
D
Zij moesten boodschappen tussen de leenmannen en de leenheer heen en weer brengen. Het was dus hun missie om te zorgen voor communicatie in het rijk.
Slide 17 - Quizvraag
In het hofstelsel:
timer
0:20
A
geeft de heer bescherming aan de horige
B
moesten horigen herendiensten verrichten
C
geeft de horige een deel van de opbrengst van het land aan de heer
D
helpt de heer de horige op het land tijdens de oogsttijd
Slide 18 - Quizvraag
Wat is een hofstelsel?
A
Een economische systeem in de middeleeuwen: waarin boeren werkten op grond van een heer.
B
Een politiek systeem: waarin de leenmannen trouw zwoeren aan de leenheer.
C
Een economische systeem in de middeleeuwen: waarin boeren productn vervaardigden voor een markt.
D
Een politiek systeem: waarin leenmannen voedsel produceerden op hun domein voor de leenheer.
Slide 19 - Quizvraag
Bij welk voorbeeld is er spraken van wetenschappelijk denken?
A
Ik weet het niet, dus ik ga goed denken in mijn hoofd om het juiste antwoord te vinden.
B
Ik weet het niet, dus verzin ik een verklaring.
C
Ik weet het niet, dus ik ga het bestuderen/ observeren. Aan wat ik dan zie trek ik een conclusie.
D
Ik weet het niet, dus geef ik mijn mening maar.
Slide 20 - Quizvraag
Het leenstel is een:
A
Politiek-bestuurlijk systeem
B
Economisch systeem
C
Sociaal systeem
D
Cultureel systeem
Slide 21 - Quizvraag
In de vroege middeleeuwen deden missionarissen bekeringswerk in het gebied dat nu Nederland is. Wie waren twee van die missionarissen?
A
Alcuin en Einhard
B
Bonifatius en Willibrord
C
Pepijn en Lodewijk
D
Leo III en Hadrianus I
Slide 22 - Quizvraag
Wat houdt het feodale stelsel in?
A
De koning is leenman, de ridder de leenheer en beide moeten voldoen aan verplichtingen
B
De koning is leenheer, de ridder de vazal en beide zweren trouw aan God en de kerk
C
De koning is leenheer, de ridder de vazal en beide aanbidden de vrouwen
D
De koning is leenheer, de ridder de vazal en beide moeten voldoen aan verplichtingen
Slide 23 - Quizvraag
Wat waren gevolgen van het feodale stelsel?
A
Koning werd te machtig
B
Versnippering in het rijk
C
Iedereen steunde de koning trouw
D
Niemand wist meer wie de leenheer was
Slide 24 - Quizvraag
Waar werd het christendom verspreid?
A
Het oude West-Romeinse Rijk
B
ten noorden en oosten van het oude West-Romeinse Rijk
C
Noord-Afrika en Palestina
D
Klein-Azië en Griekenland
Slide 25 - Quizvraag
De verspreiding van het christendom is een ... verandering.
A
Economische
B
Politieke
C
Culturele
D
Sociale
Slide 26 - Quizvraag
Hoe werd het Christendom verspreid?
A
Door heel veel Bijbels uit te delen
B
Door rond te reizen en het verhaal van Jezus te vertellen
C
Doordat christenen gingen verhuizen over de hele wereld
D
Door vanuit Rome mensen te bekeren.
Slide 27 - Quizvraag
Ridders en monniken
Jagers en boeren
Grieken en Romeinen
Steden en staten
Slide 28 - Sleepvraag
Wat was geen nadeel van het feodale stelsel:
A
Achterleenmannen waren eerder trouw aan hun eigen leenheer dan aan de koning
B
Leenmannen gaven hun leen door aan hun kinderen
C
De feodale verhoudingen leken op een contract
D
Bij zwakke vorsten grepen de leenmannen van de vorst de macht
Slide 29 - Quizvraag
Wat is geen kenmerk van de jagers en verzamelaars
A
Nomadisch bestaan
B
Gebruik van vuur
C
Gebruik van steen
D
Bouwen van huizen
Slide 30 - Quizvraag
Tijd van jagers en boeren
Tijd van Grieken en Romeinen
christenen
farao
hunebedden
Olympische Spelen
polis
Prehistorie
Slide 31 - Sleepvraag
In Afrika en het Midden-Oosten ….1… het klimaat. Het werd er …2… en ….3…. De herders trokken daarom met hun vee weg uit de woestijn en gingen wonen langs de oevers van de ….4….. Vanaf 4000 v.C gingen in Egypte de eerste mensen aan …5…. doen. Elk jaar overstroomde de rivier en bracht dan …6… slib mee. Op de grond waar deze slib achterbleef verbouwden de Egyptenaren hun gewassen.
Maak de zinnen compleet
Niet gebruikte woorden
Heter
Veranderd
droger
natter
schoner
vruchtbare
Tigris
Nijl
onvruchtbare
Landbouw
Slide 32 - Sleepvraag
Waarom is de landbouwrevolutie geen echte revolutie.
A
Omdat elders in de wereld nomaden bleven bestaan.
B
Omdat het over landbouw gaat en niet over politiek.
C
Revoluties vonden alleen plaats in de 18e eeuw.
D
De overstap naar sedentair bestaan duurde duizenden jaren.
Slide 33 - Quizvraag
Het icoon voor tijdvak 2 is een tempel. Voor welke culturen waren tempels kenmerkend?
A
Grieken
B
Grieken en Romeinen
C
Romeinen
D
Voor geen van beiden
Slide 34 - Quizvraag
Waarom wordt Karel de Grote de vader van Europa genoemd?
A
Hij liet iedereen dezelfde taal spreken en schrijven
B
Iedereen betaalde in zijn rijk met dezelfde munt
C
Hij veroverde heel Europa
D
Hij verenigde verschillende landen binnen Europa in een rijk onder zijn gezag
Slide 35 - Quizvraag
Wie verspreidden het christendom?
A
bisschoppen
B
ridders
C
missionarissen
D
monniken
Slide 36 - Quizvraag
democratie
aristocratie
monarchie
tyrannie
bestuur van de 'besten'
bestuur door alleenheerser
(die de macht gegrepen heeft)
bestuur door 'het volk'
bestuur door een koning
Slide 37 - Sleepvraag
hoe heette de eerste internationale handelsroute tussen West-Europa en China?
A
de zijde route
B
de Euraziatische handelsroute
C
de katoen route
D
de welvaartsroute
Slide 38 - Quizvraag
Welke motieven had Marco Polo om een tocht naar China te maken?
A
Religieuze motieven
B
Culturele motieven
C
Bestuurlijke motieven
D
Economische motieven
Slide 39 - Quizvraag
Marco Polo was in zijn tijd erg beroemd, maar tegenwoordig gelooft bijna niemand meer zijn verhalen over China
A
klopt
B
klopt niet
Slide 40 - Quizvraag
Hoe heet de muur die Qin liet bouwen in het Noorden van China?
A
Mongoolse Muur
B
Chinese Muur
C
Qin Shi Huanghi Muur
D
China Wall
Slide 41 - Quizvraag
Hoe heette de eerste keizer van China?
A
Qin Shi Huanghi
B
Mao Zedong
C
Xi Jinping
D
Zhou Enlai
Slide 42 - Quizvraag
Van welke gebieden hadden de Europeanen in de late middeleeuwen nog nooit gehoord?
A
China en India
B
Amerika en Australie
C
Afrika en China
D
Midden-Oosten en Australie
Slide 43 - Quizvraag
Wat is 'isolationisme'?
A
Samenleving waarin mensen hun status ontlenen aan het bezit en aan het kopen van producten.
B
Buitenlandse politiek van de VS waarin dit land afzijdig wilde blijven van conflicten buiten het eigen continent.
C
Bijnaam van de jaren '20, waarin veel moderniseringen plaatsvonden.
D
Periode tussen 1920 en 1933 waarin in Amerika alcoholische dranken verboden waren.