Lastige werkwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Lastige werkwoorden

DOEL

Je weet wanneer je een -t of een -d moet gebruiken als de tegenwoordige tijd en de persoonsvorm hetzelfde klinken

spelling: 

lastige werkwoorden

Opletten: lastige werkwoorden

Werkwoorden die beginnen met be-, ge-, ver-, ont-, her- of over- klinken in de tegenwoordige tijd en de voltooide tijd hetzelfde, maar vaak schrijf je de werkwoorden anders.

gebeurt of gebeurd? 

verandert of veranderd?

herstelt of hersteld?

Opletten: lastige werkwoorden

In de tegenwoordige tijd noemen we een werkwoord met 

be-, ge-, ver-, ont-, her- of over-  een persoonsvorm.

In de voltooide tijd noemen we een werkwoord met

be-, ge-, ver-, ont-, her- of over-  dat geen persoonsvorm is 

een voltooid deelwoord.

Je moet steeds weten of het de persoonvorm is

Maar hoe vind je die ook alweer??

Persoonsvorm

• De zin vragend te maken.
  Het eerste woord is de persoonsvorm.

Hij beoordeelt mijn werkstuk. 

• De zin in een andere tijd te zetten. 
  Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.

Hij heeft mijn werkstuk beoordeeld.

-d of -t? Gebruik het schema

-d of -t?

Gebruik het schema.

Persoonsvorm

Soms gebeurt dat.

Dat verandert niets.

Zij herstelt haar scooter.

Voltooid deelwoord

Het is gebeurd.

Het is niet veranderd.

Zij heeft haar scooter hersteld.

Is het een pv?  JA

Tt of vt?  TT

Regel? Stam +t

Is het een pv?  NEE

Regel? Maak langer, hoor je -t of -d? Schrijf zo kort mogelijk

Joris heeft de tekst in het Frans vertaald met Google Translate.

a: goed b: fout

________

1. goed
2. fout

Rick vertaald de menukaart voor zijn Spaanse vriendin.

a: goed b: fout

_______

1. goed
2. fout

Steeds weer beloofd Martine ons een ijsje.

a: goed b: fout

1. goed
2. fout

Vorige week had je me ook een cadeautje beloofd.

________

a: goed  b: fout

1. goed
2. fout

De kleine Teun verstopt zich achter de boom.

a: goed b: fout

1. goed
2. fout

De lerares Nederlands ontleedt eerst een paar zinnen op het smartbord als voorbeeld.

a: goed b: fout

1. goed
2. fout

In de biologieles hebben we een kikker ontleedt.

a: goed b: fout

1. goed
2. fout

Door het plaatsen van zonnepanelen _____ het bedrijf op energiekosten.

a: bespaart b: bespaard

1. bespaart
2. bespaard

Wat _____ een rond blauw verkeersbord met een witte bromfiets erop?

a: betekent b: betekend

1. betekent
2. betekend

Sabien heeft Koen _____ om ook naar het eindexamenfeest te gaan.

a: verleid b: verleidt

1. verleid
2. verleidt

Je _____ de Nederlandse voetbalsupporters bij de Olympische spelen aan hun oranje outfit.

a: herkend b: herkent

1. herkend
2. herkent

Voor dit tomatensoepgerecht moeten de tomaten eerst _____ worden.
a: ontveld b: ontvelt

1. ontveld
2. ontvelt

GELEERD?

- je weet wanneer je een -t of een -d moet gebruiken als de tegenwoordige tijd en de persoonsvorm hetzelfde klinken

spelling: 

lastige werkwoorden