fietsen, voetballen, zeggen, denken, zwemmen, tellen, pakken, willen

Werkwoorden
fietsen, voetballen,
zeggen, denken,
zwemmen, tellen,
pakken en willen
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Werkwoorden
fietsen, voetballen,
zeggen, denken,
zwemmen, tellen,
pakken en willen

Slide 1 - Tekstslide

ik 
fiets
voetbal
zeg
denk
zwem
tel
pak
wil
jij, hij, zij
fietst
voetbalt
zegt
denkt
zwemt
telt
pakt
wilt

Slide 2 - Tekstslide

wij, jullie, zij
fietsen
voetballen
zeggen
denken
zwemmen
tellen
pakken
willen

Slide 3 - Tekstslide

Ik fiets naar school.
A
goed
B
fout

Slide 4 - Quizvraag

Hij voetbalt elke dag.
A
goed
B
fout

Slide 5 - Quizvraag

Wij pakken een broodje.
A
goed
B
fout

Slide 6 - Quizvraag

Hij tel de auto's.
A
goed
B
fout

Slide 7 - Quizvraag

De leerlingen zwem in het zwembad.
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quizvraag

Fietsen jullie naar huis?
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quizvraag

De buurvrouw denkt na over de vraag.
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quizvraag

Wij zegt goedemorgen.
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quizvraag

Even wachten, zeg ik.
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quizvraag

Jij denkt dat het fout is.
A
goed
B
fout

Slide 13 - Quizvraag

Luwan en Nardos voetballen vaak.
A
goed
B
fout

Slide 14 - Quizvraag

De klas tellen de boeken.
A
goed
B
fout

Slide 15 - Quizvraag

Wij ... met een lekke band.
A
fiets
B
fietst
C
fietsen

Slide 16 - Quizvraag

Jij ... op een mooie fiets.
A
fiets
B
fietst
C
fietsen

Slide 17 - Quizvraag

Ik ... elke zaterdag drie uur.
A
fiets
B
fietst
C
fietsen

Slide 18 - Quizvraag

De meisjes ... naar huis.
A
fiets
B
fietst
C
fietsen

Slide 19 - Quizvraag

De jongen ... erg slecht.
A
voetbal
B
voetbalt
C
voetballen

Slide 20 - Quizvraag

Jij ... later bij Cambuur.
A
voetbal
B
voetbalt
C
voetballen

Slide 21 - Quizvraag

Ik ... elke zondag.
A
voetbal
B
voetbalt
C
voetballen

Slide 22 - Quizvraag

De kinderen ... op het plein.
A
voetbal
B
voetbalt
C
voetballen

Slide 23 - Quizvraag

Zij ... nooit goedemorgen.
A
zeg
B
zegt
C
zeggen

Slide 24 - Quizvraag

Jij ... dat het groen is.
A
zeg
B
zegt
C
zeggen

Slide 25 - Quizvraag

Ik ... morgen of ik kom.
A
zeg
B
zegt
C
zeggen

Slide 26 - Quizvraag

Jullie ... dat het je spijt.
A
zeg
B
zegt
C
zeggen

Slide 27 - Quizvraag

Jullie ... aan appeltaart.
A
denk
B
denkt
C
denken

Slide 28 - Quizvraag

Jij ... dat je het antwoord weet.
A
denk
B
denkt
C
denken

Slide 29 - Quizvraag

Ik ... dat ik naar huis ga.
A
denk
B
denkt
C
denken

Slide 30 - Quizvraag

Wij ... aan vroeger.
A
denk
B
denkt
C
denken

Slide 31 - Quizvraag

Hij ... in heel koud water.
A
zwem
B
zwemt
C
zwemmen

Slide 32 - Quizvraag

De mensen ... in het zwembad.
A
zwem
B
zwemt
C
zwemmen

Slide 33 - Quizvraag

Ik ... heel graag.
A
zwem
B
zwemt
C
zwemmen

Slide 34 - Quizvraag

De klas ... naar huis.
A
zwem
B
zwemt
C
zwemmen

Slide 35 - Quizvraag

Zij ... de dagen tot de vakantie.
A
tel
B
telt
C
tellen

Slide 36 - Quizvraag

Jouw antwoord .... niet!
A
tel
B
telt
C
tellen

Slide 37 - Quizvraag

Ik ... de minuten.
A
tel
B
telt
C
tellen

Slide 38 - Quizvraag

De agent ... de boetes.
A
tel
B
telt
C
tellen

Slide 39 - Quizvraag

De buren ... hun boodschappen
uit de auto.
A
pak
B
pakt
C
pakken

Slide 40 - Quizvraag

Het meisje ... haar boek.
A
pak
B
pakt
C
pakken

Slide 41 - Quizvraag

Mohamed en Ahmad ... vijf potloden.
A
pak
B
pakt
C
pakken

Slide 42 - Quizvraag

Ik ... morgen de trein.
A
pak
B
pakt
C
pakken

Slide 43 - Quizvraag

Ik ... nu naar huis!
A
wil
B
wilt
C
willen

Slide 44 - Quizvraag

... jullie hier even komen.
A
wil
B
wilt
C
willen

Slide 45 - Quizvraag

Jij ... mij morgen bellen.
A
wil
B
wilt
C
willen

Slide 46 - Quizvraag