20230403 Maandag

Maandag 3 april 2023
Goedemorgen!
Lever je mobiel in.
Pak jouw chromebook.

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

Maandag 3 april 2023
Goedemorgen!
Lever je mobiel in.
Pak jouw chromebook.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

OCHTEND

08.15 - 08.30 Inloop / Jeugdjournaal
08.30 - 09.15 WISKUNDE
                        Leren / Vragen stellen
09.15 - 10.00 BIOLOGIE
10.00 - 10.15 pauze
10.15 - 11.00 NEDERLANDS
                      Leren
11.15 - 12.00 GYM
12.00 - 12.30 pauze
MIDDAG

12.30 - 13.15 MENS&MAATSCHAPPIJ  13.15 - 13.45 SOVA
14.00 - 14.15 werk afmaken/keuze

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

WISKUNDE

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoel
Je gaat deze les (meer) oefenen met het bereken van de schaal en de vergrotingsfactor.

Slide 6 - Tekstslide

BIOLOGIE

Slide 7 - Tekstslide

Thema 4 Bloedsomloop
Leerdoel   
- Na deze paragraaf kan ik beschrijven hoe je immuun wordt voor een ziekte.
- Na deze paragraaf kan ikbeschrijven hoe je immuun wordt door een inenting.

Slide 8 - Tekstslide

Thema 4 Bloedsomloop
Afmaken
BK §4.6 Afweer 
TL §4.6 Gezond leven
KB:                                                      TL:
Joella                                                  Renso
Dani                                                    Jacco
Luca Vis                                             Jan Douwe
Luca Kastl
Tygo
Bjorn
Jordi

Slide 9 - Tekstslide

NEDERLANDS

Slide 10 - Tekstslide

Hoofdstuk 6 VAKANTIE!   
Leerdoel

KB + TL In deze les ga je oefenen met Taalverzorging.
KB:                              TL:
Joella                            Renso
Dani                              Jacco
Luca Vis                       Jan Douwe
Luca Kastl
Tygo
Bjorn
Jordi

Slide 11 - Tekstslide

GYM

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

MENS & MAATSCHAPPIJ
ECONOMIE

Slide 14 - Tekstslide

Leerdoelen

Aan het einde van deze paragraaf:
  1. weet je waaraan je kunt zien of er veel welvaart in een land is.
  2. kun je uitleggen waarom ontwikkelingslanden zo moeilijk uit de armoede kunnen komen.
  3. weet je dat ontwikkelingslanden noodhulp en structurele hulp krijgen.
  4. kun je uitleggen dat je inwoners van ontwikkelingslanden helpt als je fairtrade-producten koopt.

Slide 15 - Tekstslide

Niet overal welvaart
Voor jou is het gewoon dat je naar school kunt, dat je eten in de supermarkt kunt kopen en dat je naar de dokter of het ziekenhuis kunt als je ziek bent.
Dat is heel anders in ontwikkelingslanden. Dat zijn landen met veel armoede, een slechte gezondheidszorg en weinig onderwijs.
Het grootste probleem in ontwikkelingslanden is de armoede. Om eten te kunnen kopen, moeten kinderen in die landen vaak werken. Als kinderen werken, kunnen ze niet naar school. Het gevolg is dat veel mensen niet kunnen lezen en schrijven.
Door de armoede is er te weinig geld voor voldoende artsen. Daarom is de kindersterfte in deze landen hoog.
Hoe welvarend is dat land?
Als je het inkomen van alle inwoners van een land bij elkaar optelt, dan weet je het nationaal inkomen. Een hoog nationaal inkomen betekent nog niet dat de inwoners van dat land rijk zijn. Daarvoor moet je kijken naar het gemiddelde inkomen per inwoner.
Nederland heeft bijvoorbeeld een hoger nationaal inkomen dan Noorwegen. Maar Nederland heeft nu eenmaal veel meer inwoners.
In beide landen is het gemiddelde inkomen hoog. Daaraan kun je zien dat in beide landen de welvaart hoog is. Dat betekent dat de inwoners van Nederland en Noorwegen in veel behoeften kunnen voorzien. Als je het gemiddelde inkomen van deze landen vergelijkt, zie je dat de Noren welvarender zijn dan de Nederlanders.

Slide 16 - Tekstslide

Er is hulp
Ontwikkelingslanden hebben meestal te weinig geld om zelf hun bevolking te helpen. Bij natuurrampen of hongersnood krijgen ze daarom vaak hulp van andere landen. Ze krijgen bijvoorbeeld voedsel, medicijnen of tenten. Dit soort hulp in noodsituaties noem je noodhulp.
Vaak krijgen arme landen ook hulp waarmee ze economisch zelfstandig kunnen worden. Dit noem je structurele hulp

Bijvoorbeeld:
  • Onderwijs aan kinderen en volwassenen.
  • Jonge kinderen inenten tegen ziekten.
  • Het aanleggen van goede sanitaire voorzieningen: schone wasplaatsen en wc’s.
  • Ziekenhuizen bouwen en artsen opleiden.






Slide 17 - Tekstslide

Maken

BK + TL  De opdrachten bij §2.4 Welvaart voor iedereen?

Slide 18 - Tekstslide

SOVA

Slide 19 - Tekstslide