CH1: F,G,H,I

Welcome students!
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welcome students!

Slide 1 - Tekstslide

Homework check:


9, 12(translate), 13, 16b, 17ab, 18bc, 19, 20bc, 22ab, 25a(translate), 26a


Study: vocabulary C

Slide 2 - Tekstslide

check homework
Remember:
  • use a pencil to write in your book
  • use a red pen for corrections

Slide 3 - Tekstslide

This week
Chapter 1: 
Listening F: 38, 39, 40, 41
Reading G: 43abc, 44abc(d), 45, 46 Stones H: 50b, 51a(translate) 
Grammar I: 54, 55, 57, 58 (p. 68-79)

Study:
Words: Chapter 1F (page 83)




Slide 4 - Tekstslide

F Listening
- discuss strategy for listening
- Listen to Me and my friends and do exercise 39ab.
- Vocabulary F: 41

Slide 5 - Tekstslide

G: Reading
- First discuss the strategy
- Do exercise 43abc, 
- Read the text and answer: 44abc(d), 45, 46
timer
10:00

Slide 6 - Tekstslide

H: Speaking & Stones

- Read the mission to understand the goal.

Do exercises: 
50b, 51a(translate) 

Slide 7 - Tekstslide

Personal pronouns 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Subject
vertaling
Object
vertaling
Possessive
vertaling

I
Ik
Me 
mij
My
mijn
You
jij
You
jou
Your
jouw
He
hij
Him
hem
His
zijn
She
zij
Her
haar
Her
haar
It
het
It
het
Its
zijn
We 
wij
Us
ons
Our
ons
They
zij
Them
hen
Their
hun

Slide 10 - Tekstslide

Examples
Can you give your book to me?
You = onderwerp
Your = bezittelijk
Me = voorwerp

ex: 54d, 55ab


Slide 11 - Tekstslide

Aantekening Question words:
Schrijfwijze:
Onthoud: de question words beginnen allemaal met WH (behalve how). Op een toets moeten dus alle woorden ook met wh beginnen:
WHat / WHere / WHen / WHy / WHo / WHich
How

Slide 12 - Tekstslide

Aantekening Question words:
Who is your best friend?                                            Who = wie
Where can I find classroom F117?                          Where = waar
When is your birthday?                                               When = wanneer
Why do we have homework?                                    Why = waarom
How are you feeling today?                                       How = hoe
What = wat/welk (onbeperkte keuze)
Which = wat/welk (beperkte keuze)

Slide 13 - Tekstslide

Aantekening Question words:
What = wat/welk (onbeperkte keuze)
What is your favourite food? (keuze uit al het eten op de wereld)
What is the best movie ever?

Which = wat/welk (beperkte keuze)
Which is the best, pizza or pasta? (keuze uit een paar dingen)
Which is the best movie on Netflix?

Slide 14 - Tekstslide

Interrogative pronouns
vragende voornaamwoorden
Wie
Wat
Waar
Wanneer
Waarom
Welke
Hoe
interrogative pronouns
  • Who
  • What
  • Where
  • When
  • Why
  • Which
  • How

Slide 15 - Tekstslide

Homework
Chapter 1: 
Listening F: 38, 39, 40, 41
Reading G: 43abc, 44abc(d), 45, 46 Stones H: 50b, 51a(translate) 
Grammar I: 54, 55, 56, 57, 58 

Study:
Words: Chapter 1F (page 83)




Slide 16 - Tekstslide