les 5 Herhaling

Herhalings les
1 / 56
volgende
Slide 1: Tekstslide
DierverzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 56 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhalings les

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Een stuk herhaling
  • Verder werken aan de opdracht en/of project
  • Spel

Slide 2 - Tekstslide


Waar krijg jij energie van?

Slide 3 - Open vraag

Met wie zou jij wel eens willen lunchen?

Slide 4 - Open vraag

Als je nu zou mogen kiezen, wat eet jij vanavond dan?

Slide 5 - Open vraag


Waar word jij gelukkig van?

Slide 6 - Open vraag


Waar raak jij gemotiveerd door?

Slide 7 - Open vraag

Plaats hier het dier waar jij de grootste angst voor hebt

Slide 8 - Open vraag

Hoe lang is het geleden dat je hebt gehuild?

Slide 9 - Woordweb

Wat is jou lievelings film/serie?

Slide 10 - Open vraag

Klopt de verwachting die jij had voor de studie met de realiteit
0100

Slide 11 - Poll

Herhaling

Slide 12 - Tekstslide

Wat is een voedingsmiddel?
A
Alles wat er in je darmen zit
B
Alles wat er in je maag zit
C
Alles wat je er uit je endeldarm komt
D
Alles wat er door je slokdarm gaat

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een voedingsstof?
A
Onbruikbare bestandsdelen in voedingsmiddelen
B
Bruikbare bestandsdelen in voedingsmiddelen

Slide 14 - Quizvraag

Benoem zoveel mogelijk voedingsstoffen

Slide 15 - Open vraag

Wat zijn beschermende stoffen?
A
Beschermen het lichaam tegen harde klappen
B
Beschermen het lichaam tegen licht
C
Beschermen het lichaam tegen bepaalde ziektes
D
Beschermen het lichaam tegen infecties

Slide 16 - Quizvraag

Welke voedingstof heb je nodig om je lichaam op temperatuur te houden?
A
Water
B
Plastic
C
Eiwitten
D
Grond

Slide 17 - Quizvraag

Waarom zijn vezels zo belangrijk?
timer
3:00

Slide 18 - Open vraag

Wat is het verschil tussen verteren en verbranden?

Slide 19 - Open vraag

wat is de functie van plooikiezen?
A
het voedsel kan worden vastgehouden in de bek
B
bij het kauwen kunnen de ribbels op de plooikiezen het voedsel goed vermalen
C
bij het kauwen zorgen de plooikiezen voor het verteren van plantencellen
D
bij het kauwen kunnen de scherpe kiezen het voedsel snijden

Slide 20 - Quizvraag

Welk dier maakt gebruik van knipkiezen?
A
Carnivoor
B
Omnivoor
C
Herbivoor

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de functie van een knobbelkies?
A
Een kies die alleen vlees kan vermalen
B
Een kies die zowel planten als plastic kan vermalen
C
Een kies die zowel planten als vlees kan vermalen.
D
Een kies die zowel vlees als wat kan vermalen

Slide 22 - Quizvraag

Middellang darmkanaal
Omnivoor
Herbivoor
Carnivoor
Lang darmkanaal
Kort darmkanaal
Knipkiezen
Knobbelkiezen
Plooikiezen
Geen hoektanden
Grote hoektanden
Grote of kleine hoektanden

Slide 23 - Sleepvraag

Het darmkanaal van een planteneter is lang omdat hij de hele dag verteerd
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Het darmkanaal van een vleeseter is kort omdat?
A
de vleeseter slank moet zijn om te kunnen jagen
B
de vleeseter geen moeilijk verteerbare onderdelen hoeft te verteren
C
de vleeseter geen tijd heeft om rustig te eten. Het eten wordt snel afgepakt.
D
de vleeseter wel moeilijk verteerbare onderdelen moet verteren

Slide 25 - Quizvraag

Planteneters hebben een grote blinde darm. Wat is de functie hiervan?
A
langer maken van het darmkanaal voor betere vertering van het voedsel
B
Het zuiveren en opnemen van water
C
Het verteren van vezels
D
Het scheiden van verschillend voedsel zodat de vertering sneller is.

Slide 26 - Quizvraag

verteringsstelsel
Bloedvatenstelsel
Ademhalingsstelsel

Slide 27 - Sleepvraag

De functie van het verteringsstelsel is het omzetten van

                                             in 
Sleep de woorden naar de juiste plek.
voedingsstoffen
voedingsmiddelen

Slide 28 - Sleepvraag

voedingsmiddel
voedingsstof
aardappel
koolhydraten
ijzer
pizza
sinaasappel
eiwit
eigeel
spinazie
voedingsvezel
vlees

Slide 29 - Sleepvraag

Koolhydraten zijn...
A
alleen bruikbaar als brandstof
B
bruikbaar als brandstof en bouwstof
C
alleen te gebruiken als bouwstof

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de goede volgorde van je spijsvertering?
A
slokdarm, maag, dikke darm, dunne darm
B
mondholte, slokdarm, dunne darm, maag
C
mondholte, slokdarm, maag, darm
D
dikke darm, dunne darm, maag, mondholte

Slide 31 - Quizvraag

1. Vanuit de dikke darm worden water en
voedingsvezel aan het bloed toegevoegd
2.De niet-verteerde voedselresten verlaten het
lichaam via de anus
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 32 - Quizvraag

1. Vanuit de dunne darm worden de
verteringsproducten opgenomen in het bloed
2. Het alvleeskliersap helpt bij de vertering van
koolhydraten, eiwitten en vetten
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 33 - Quizvraag

1. Als de dikkedarm ontstoken is kun je diarree
krijgen
2. Als de maag geen maagsap produceert, blijven
slechte bacteriën in je maag leven
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 34 - Quizvraag

Hoe lang blijft je voedsel ongeveer
in je maag?
A
4 minuten
B
4 kwartier
C
4 uur
D
4 dagen

Slide 35 - Quizvraag

Het darmkanaal van een vleeseter is kort omdat?
A
de vleeseter slank moet zijn om te kunnen jagen
B
de vleeseter geen moeilijk verteerbare onderdelen hoeft te verteren
C
de vleeseter geen tijd heeft om rustig te eten. Het eten wordt snel afgepakt.
D
de vleeseter wel moeilijk verteerbare onderdelen moet verteren

Slide 36 - Quizvraag

Planteneters hebben een grote blinde darm. Wat is de functie hiervan?
A
langer maken van het darmkanaal voor betere vertering van het voedsel
B
Het zuiveren en opnemen van water
C
Het verteren van vezels door middel van micro-organismen die vezels kunnen verteren
D
Het scheiden van verschillend voedsel zodat de vertering sneller is.

Slide 37 - Quizvraag

Noem zoveel mogelijk soorten voedsel voor de dieren die wij tijdens deze IBS behandelen.

Slide 38 - Woordweb

welke voorbeelden van volledig voer ken jij?

Slide 39 - Woordweb

Welke voorbeelden van onvolledig voer ken jij?

Slide 40 - Woordweb

Hoeveel gram brokken krijgt deze hond 
per maaltijd?

  • Hond van 43 kilo
  • Heel erg actief
  • Krijgt alleen brokken
  • Krijgt 2 maaltijden per dag

Slide 41 - Tekstslide

Hoeveel gram brok krijgt deze hond per maaltijd?
419g
529g
548g
491g

Slide 42 - Poll

Slide 43 - Tekstslide

Hoeveel gram brokken krijgt 
deze kat per dag?

  • Kat van 4 kilo
  • Heeft overgewicht
  • Krijgt brokken en een zakje vlees

Slide 44 - Tekstslide

Hoeveel gram brokken krijgt
deze kat per dag?
24g
35g
43g
53g

Slide 45 - Poll

Slide 46 - Tekstslide

Krachtvoer
Groenvoer
Ruwvoer
Snoepjes / beloningen
Pellets
Hooi
Paprika
Knaagdieren drops

Slide 47 - Sleepvraag

Sommige dieren vertonen coprofagie? Wat is coprofagie?
A
Het opeten van vreemde voorwerpen
B
Het opeten van ontlasting
C
Het eten van kleine knaagdieren
D
Het eten van planten

Slide 48 - Quizvraag

Slide 49 - Tekstslide

Wat zagen we op de vorige afbeelding?
A
Rood-ontstoken
B
Rood- zuurstofgebrek
C
Rood- geelzucht
D
Rood-afsterven

Slide 50 - Quizvraag

Slide 51 - Tekstslide

Wat zagen we op de vorige afbeelding?
A
Blauw- geelzucht
B
blauw-Afsterven
C
Blauw-zuurstoftekort
D
Blauw-Ontstoken

Slide 52 - Quizvraag

Om te kunnen vaststellen of een dier ziek is, moet je eerst weten wat de kenmerken van een gezond dier zijn.

Welke van onderstaande kenmerken horen bij een ZIEK dier volgens jou?

A
Prut in de ogen, stinkende oren en snotterige neus
B
Soepele, ongestoorde beweging
C
Verhoogde temperatuur, versnelde hartslag en ademhalingsfrequentie
D
Levendige indruk

Slide 53 - Quizvraag

Om te kunnen vaststellen of een dier ziek is, moet je eerst weten wat de kenmerken van een gezond dier zijn.

Welke van onderstaande kenmerken horen bij een ZIEK dier volgens jou?

A
Vermagerd, waarbij ribben soms duidelijk uitsteken; verminderde eetlust
B
Doffe, droge vacht die er rommelig uitziet; het verenpak is opstaand
C
Schone ogen, oren en neus
D
Fiere verschijning

Slide 54 - Quizvraag

Om te kunnen vaststellen of een dier ziek is, moet je eerst weten wat de kenmerken van een gezond dier zijn.

Welke van onderstaande kenmerken horen bij een ZIEK dier volgens jou?

A
Kreupel, stram, stijf
B
Normale temperatuur, pols en ademhalingsfrequentie
C
Slome, suffe indruk, soms slaperig
D
Weldoorvoed: goede eetlust

Slide 55 - Quizvraag

Om te kunnen vaststellen of een dier ziek is, moet je eerst weten wat de kenmerken van een gezond dier zijn.

Welke van onderstaande kenmerken horen bij een ZIEK dier volgens jou?

A
In elkaar gedoken
B
Ontlasting stevig en gezonde kleur
C
Soepele schone glanzende vacht of verenpak
D
Diarree, soms met slijm en bloed, vaak te zien in de vacht rond de anus

Slide 56 - Quizvraag