H3 12-01-2022, Wiederholung Verben, modalverben, übung sehen


Herzlich Willkommen
beim Deutschunterricht
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les


Herzlich Willkommen
beim Deutschunterricht

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Regeln in der Klasse
  • Luister naar elkaar! Als er iemand praat, is de rest stil.
  • Mobiele telefoon in de tas.
  • Respect voor elkaar.
  • Altijd laptop meenemen.
  • Tas, naast jou op de grond.
  • Voeten op de grond.
timer
2:00

Slide 3 - Tekstslide

Was lernen wir heute?
Ihr lernt was Neujahrsvorsätze sind.

Ihr lernt die Modalverben kennen und könnt diese im Präsens  benutzen.



Slide 4 - Tekstslide

Was machen wir heute?
  • Wiederholung der schwachen Verbformen. ((fe)esttenten).

  • Was sind die Modalverben (hulpwerkwoorden) im Präsens.
  • Üben mit Modalverben im Präsens


Slide 5 - Tekstslide

Dieses Jahr möchte ich......

Slide 6 - Tekstslide

Das finde ich wichtig in der Klasse?

Slide 7 - Open vraag

Was willst du in 2022 lernen?

Slide 8 - Open vraag

Wiederholung schwache Verben
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t

-en
-t
-en
(fe)esttenten

Slide 9 - Tekstslide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e
st
t

en
t
en
Konsequent!
komm
sammel
üb

üb
sammel
komm
stam: -en eraf
kommen -> komm
üben -> üb
sammeln -> sammel


Slide 10 - Tekstslide

rudern (du)
A
rudere
B
ruderst
C
rudernst
D
rudernt

Slide 11 - Quizvraag

wohnen (ich)
A
wohne
B
wohnst
C
wohnt
D
wohnen

Slide 12 - Quizvraag

Pionnen (sleepbaar):
1
2
3
4
5
6
Als je deze vorm goed hebt, mag je nog een keer dobbelen.
Fout?
Dan moet je een ronde overslaan.
Als je deze vorm goed hebt, mag je nog een keer dobbelen.
Goed? Dan mag je één pioon twee plaatsen naar achteren zetten.
1. Ein Spieler beginnt und würfelt. Dann bildet er mit der Zahl des Würfels die richtige Verbform

2. Checke die Antwort mit dem Lösungsblatt.
> Wenn die Verbform falsch ist, darf der Spieler nicht vorrücken. 
> Hat der Spieler richtig konjugiert, darf er so viele Felder vorrücken, wie die Zahl des Würfels vorgibt.
 
3. Wer als Erster das Ziel erreicht, gewinnt.
 



Würfele hier:
Die Spielregeln
Klavertje?
Dan mag je de hulp van iemand aan tafel inroepen.
Klavertje?
Dan mag je de hulp van iemand aan tafel inroepen.
Tekens:
 klavertje hulp inschakelen
 fout geantwoord? 
 Voorsprong inzetten
 Extra worp
Fout?
Dan moet je een ronde overslaan.
Verben im Präsens 
Vervoeg de werkwoorden in de tegenwoordige tijd.

Slide 13 - Tekstslide

Wiederholung schwache Verben
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t

-en
-t
-en
(fe)esttenten

Slide 14 - Tekstslide

Modalverben
Hulpwerkwoorden

geven mogelijkheid aan
geven noodzaak aan

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Wat helpt bij het leren?
Onthoud de eerste letters van het rijtje werkwoorden
dürfen - können - mögen - müssen - sollen - wollen - wissen

En maak hiermee een voor jou makkelijk te onthouden zin,
bijvoorbeeld:
de klas moet maar snel weg wezen
En verlink deze letters in je hoofd met de Modalverben ....

Slide 17 - Tekstslide

Können
dürfen
mögen
wollen
kunnen
mogen
houden van
willen

Slide 18 - Sleepvraag

Wij willen niet oefenen
A
Wir willen nicht üben.
B
Wir wollen nicht üben.
C
Wir dürfen nicht üben.
D
Wir sollen nicht üben.

Slide 19 - Quizvraag

Modalverben
Übersetzung
Dürfen wir hier parken?
Können Sie mir helfen?
Mögen Sie diese Musik?
Wir müssen gehen.
mogen
kunnen
houden van
moeten

Slide 20 - Sleepvraag

Modalverben
Übersetzung
Wir möchten den Salat.
Was sollen wir machen?
Wir wollen zahlen.
Wissen Sie es?
weten
zou graag willen
willen
moeten

Slide 21 - Sleepvraag

Modalverben auf Deutsch:

Slide 22 - Tekstslide

Klinkerwisseling im Präsens (t.t.)

Verb                                             Singular                              Plural
dürfen                                        a = ich darf                        ü = wir dürfen
können                                      a = ich kann                      ö  = wir können
mögen                                       a = ich mag                       ö = wir mögen
müssen                                     u = ich muss                     ü = wir müssen
sollen                                         o = ich soll                          o = wir sollen
wollen                                        i = ich will                            o = wir wollen
wissen                                       eiß = ich weiß                   iss = wir wissen
 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

wissen im Präsens
ich
weiß
du
weißt
er/sie/es
weiß
wir
wissen
ihr
wisst
sie
wissen
Sie
wissen

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Selber machen
Übung 15, Seite 106, K3, Teil E
Weißt du es noch?
übersetze und ergänze die richtige Form im Präsens.

1. moeten                   Ihr     ......      hier umsteigen.

Mach jetzt die Übung alleine weiter.

timer
5:00

Slide 27 - Tekstslide

Modalverben, deze werkwoorden wil ik graag meer oefenen.
Nee dat hoeft niet. Ik leer het toch niet.
Nee, dat hoeft niet. Ik kan het al.
Maakt mij niet uit. Oefenen helpt altijd.
Ja, graag. Ik snap het nog niet helemaal.
Ja, graag. Ik hoor dit voor het eerst.

Slide 28 - Poll


Herzlich Willkommen
beim Deutschunterricht

Slide 29 - Tekstslide

Regeln in der Klasse
  • Luister naar elkaar! Als er iemand praat, is de rest stil.
  • Mobiele telefoon in de tas.
  • Respect voor elkaar.
  • Altijd laptop meenemen.
  • Tas, naast jou op de grond.
  • Voeten op de grond.
timer
2:00

Slide 30 - Tekstslide

Was lernen wir heute?
Ihr lernt die Wörter kennen für Bewegungsmittel in Deutschland.

Slide 31 - Tekstslide

Was machen wir heute?
Wir erkunden Kapitel 3, Unterwegs.
Wir machen Übungen aus der Methode Neue Kontakte.

Slide 32 - Tekstslide

Modalverben im Präteritum

Slide 33 - Tekstslide

Modalverben im Präteritum

dürfen = durften
können = konnten
mögen = mochten
müssen = mussten
sollen = sollten
wollen = wollten
wissen = wussten

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

wissen im Präteritum 
ich
wusste
du
wusstest
er/sie/es
wusste
wir
wussten
ihr
wusstet
sie
wussten
Sie
wussten
Partizip Präteritum (voltooid dw)
gewusst

Slide 36 - Tekstslide

Präteritum
(wollen) Ich ______ nach Hause gehen.
A
wollte
B
willte
C
wollt
D
willt

Slide 37 - Quizvraag

Präteritum
(dürfen) ______ du in die Disko gehen?
A
dürftest
B
darftest
C
durftest
D
willt

Slide 38 - Quizvraag

Präteritum
(wissen) ______ er, dass die letzte Stunde ausfiel?
A
wisste
B
wusste
C
weißte

Slide 39 - Quizvraag

Selber machen
Übung 17, Seite 107, K3, Teil E
Sätze ergänzen
Ergänze die richtige Form im Präteritum.

1. müssen     Warum ............ du vorige Woche nachsitzen?

Mach jetzt die Übung alleine weiter.
timer
5:00

Slide 40 - Tekstslide

Selber machen
Übung 18, Seite 107, K3, Teil E
Verben übersetzen
Übersetze und ergänze die richtige Form.

Jasmin und ich (kunnen) ........ den Weg zum Eiffelturm nicht finden.
Mach jetzt die Übung alleine weiter.
timer
5:00

Slide 41 - Tekstslide

Sehen
Sehe dir das Video an, beantworte die Fragen
K3, Übung 1 (b,c), Seite 94, Teil A

Anne und Michael sind heute mit einem besonderen Verkehrsmittel unterwegs: einem ConferenceBike. Kommt mit auf eine spannende Stadtrundfahrt durch München!

Slide 42 - Tekstslide

Worum geht es in dem Video?

Slide 43 - Open vraag

Sehen
Sehe dir das Video an, beantworte die Fragen
K3, Übung 1 (b,c), Seite 94, Teil A


Vergleiche deine Antworten mit deinem Mitschüler. Habt ihr Unterschiede? Warum?
timer
15:00

Slide 44 - Tekstslide

6

Slide 45 - Video

Wortschatz
Sehe dir das Bild an, Schreibe soviel wie mögliche Wörter auf ein Blad.
K3, Übung 3, Seite 96, Teil B

Tausche beim klingeln dein Blatt mit deinem Mitschüler hinter dir. 
Kannst du noch mehr Wörter aufschreiben?

timer
5:00

Slide 46 - Tekstslide

00:00
Welk vervoermiddel zie je hier?

Slide 47 - Open vraag

00:16
Wat betekent Ursprungszustand?
A
het station is nieuw
B
het station is verbouwd
C
het station ziet er nog niet zo uit als vroeger
D
het station heeft een nieuwe bestemming

Slide 48 - Quizvraag

00:47
In welke stad vind je dit vervoermiddel?

Slide 49 - Open vraag

01:17
Wann geht die Schwebebahn in Betrieb?
A
1901
B
1896
C
1898

Slide 50 - Quizvraag

02:00
Welke openbaar vervoersmiddelen worden genoemd in het filmpje?
A
Schwebebahn, Bus, Bahn
B
Nahverkehr, Schwebebahn und Bus
C
Bus und Bahn

Slide 51 - Quizvraag

02:19
Welk openbaar vervoer bestaat niet meer in Wuppertal
A
de tram
B
de taxi
C
de trolleybus
D
de fiets

Slide 52 - Quizvraag

Afsluiting
Habt ihr noch Fragen?


Als de timer loopt, kunnen jullie inpakken.

timer
2:00

Slide 53 - Tekstslide

Bis zum nächsten Mal

Slide 54 - Tekstslide