14/1

unit 3
We are going to review the grammar of unit 3:

will/going to
have to /should/ must
can/ could/ be able to/ be allowed to
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

unit 3
We are going to review the grammar of unit 3:

will/going to
have to /should/ must
can/ could/ be able to/ be allowed to

Slide 1 - Tekstslide

Welke vormen?

  1. To be going to + hele ww 
  2. Will / Shall + hele ww


Slide 2 - Tekstslide

1. To be going to + hele ww
Je gebruikt to be going to + hele ww als dingen vooraf al gepland zijn en als je een voorspelling doet met bewijs.

The teacher is going to grade the exams tonight.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

2. Will / Shall + hele ww
Je gebruikt will / shall + hele ww als dingen 
spontaan gebeuren en als je een voorspelling doet zonder bewijs (bijvoorbeeld een mening).

I think we will stay inside a few more weeks longer.
Shall I close the window? It's cold outside!

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

will + not = WON'T

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Chris _____ her grandmother tomorrow.
A
is going to visit
B
will visit

Slide 10 - Quizvraag

________ (open - I) the window?
A
Will I open
B
Am I going to open
C
Shall I open
D
Do I open

Slide 11 - Quizvraag

It _____ rain, I checked the weather
app! So, don't take your umbrella!
A
doesn't
B
shan't
C
won't
D
isn't going to

Slide 12 - Quizvraag

I hope the weather _____ nice.
A
will be
B
is going to be
C
shall be
D
is

Slide 13 - Quizvraag

Hey Sarah, ___ we ___ 'Lady and the tramp' at the cinema tonight?
A
will - watch
B
shall - watch
C
are - going to watch
D
are - watching

Slide 14 - Quizvraag

Hulpwerkwoorden
should = zou moeten (advies)
must = moeten (dwingender)

have/has to = iets moet van iemand anders

Ze betekenen dus allemaal "moeten" maar allemaal met een klein verschil.

Slide 15 - Tekstslide

SHOULD
 = zou (niet) moeten. 

Vorm: should + hele werkwoord

Jij vindt dat iets (niet) zou moeten.

Je geeft een advies.
Je raadt iets af.
VOORBEELDEN

You should visit the Statue of Liberty!

You shouldn't buy that dress, it's not pretty.

I think he should try this new app.

Slide 16 - Tekstslide

MUST 
= moeten

Vorm: must + hele werkwoord

Jij vindt dat iets (niet) moet. (krachtiger dan should)

Het is heel belangrijk, het kan niet anders of het is verplicht.


VOORBEELDEN

I must finish this essay today. I’m going out tomorrow.

You musn't talk so fast!  I can't understand you! 

We must call the police! 

Slide 17 - Tekstslide

HAVE/HAS TO
= moeten

Vorm: has/have to + hele werkwoord

Iets moet van iemand anders, niet van jou.
Bijvoorbeeld:
- regels (werk, ouders, etc.)
- wetten
- afspraken
VOORBEELDEN

Mum says I have to do the dishes.
(Moet van je moeder)

I have to hand in this essay today. 
(Moet van de docent)

You have to be 18 years to drink alcohol. (wet)

Dad has to wear a uniform to work.

Slide 18 - Tekstslide

Have to in ontkenningen

Als je have to in ontkennende zinnen gebruikt, dan verandert de betekenis van 'moeten' in 'niet hoeven'.


Don't have to + hele werkwoord 
Doesn't have to + hele werkwoord


She doesn't have to walk her dog.

Ze hoeft de hond niet uit te laten.

Slide 19 - Tekstslide

You ...(zou moeten) look at me when I am talking to you.
A
must
B
have to
C
should

Slide 20 - Quizvraag

I was using my pencil a minute ago. It ..... (moet) be here somewhere!
A
should
B
have to
C
must

Slide 21 - Quizvraag

You really ..... (moet niet) be late again
A
must not
B
don't have to be
C
shouldn't

Slide 22 - Quizvraag

You .....(zou niet moeten) forget your sun cream. It’s going to be very hot!
A
don't have to
B
mustn't
C
shouldn't

Slide 23 - Quizvraag

The police told us that we (moeten) get out of the car

A
have to
B
must
C
should
D
don't have

Slide 24 - Quizvraag

You (moet) to be 18 before you can drink
A
should
B
have to
C
must

Slide 25 - Quizvraag

Kunnen - in staat zijn tot
Om te zeggen dat je iets kunt: CAN
I can speak English very well
Om te zeggen dat je iets zou kunnen: COULD
I could climb Mount Everest easily!
Om te zeggen dat je iets echt kan, dat het zou moeten lukken: BE ABLE TO in combinatie met WILL of SHOULD
You should be able to take some pictures of the band during their concert.Will you be able to come?

Slide 26 - Tekstslide

Mogen/toestemming hebben
In een vraag: CAN
Can I come with you?
Als je ergens wel of juist geen toestemming voor hebt:
We are allowed to stay up late tonight!
You are not allowed to walk on the grass in the park.

Slide 27 - Tekstslide