Taalverzorging Iep

Welke letter moet ingevuld worden?
v...ligheid
A
ei
B
ij
1 / 22
volgende
Slide 1: Quizvraag
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Welke letter moet ingevuld worden?
v...ligheid
A
ei
B
ij

Slide 1 - Quizvraag

Welke letter moet worden ingevuld?
gevaarl...k
A
ei
B
ij

Slide 2 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
verhaalje
B
verhaaltje
C
verhaalltje

Slide 3 - Quizvraag

Welke letter moet er worden ingevuld?
vi...er
A
ng
B
nk
C
ngk

Slide 4 - Quizvraag

Welke letter moet worden ingevuld?
gevlu.....
A
cht
B
gt

Slide 5 - Quizvraag

In de boom zitten twee vogels. Het zijn twee
A
musen
B
muzen
C
mussen

Slide 6 - Quizvraag

Welke letter moet er worden ingevuld?
...erhalen
A
f
B
v

Slide 7 - Quizvraag

Welke letter moet worden ingevuld?
verhui...en
A
s
B
z

Slide 8 - Quizvraag

Welke letter moet hier worden ingevuld?
verb...wen
A
ou
B
au

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het meervoud van aquarium?
A
aquariums
B
aquariumen
C
aquaria

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het goede verkleinwoord van paling?
A
palinkje
B
palingje
C
palingtje

Slide 11 - Quizvraag

Hij springt in het water.
Wat is het hele werkwoord van springt?
A
spring
B
springen
C
sprong
D
sprongen

Slide 12 - Quizvraag

Welk woord hoort in de zin?
In de stad ga ik een nieuwe broek ........
A
koopen
B
kopen

Slide 13 - Quizvraag

In welke zin zijn de hoofdletters goed neergezet?
A
Ik eet friet. hij eet vlees.
B
ik eet friet. Hij eet vlees.
C
Ik eet friet. Hij eet vlees.
D
Ik eet Friet. Hij eet Vlees

Slide 14 - Quizvraag

Welke samenstelling is goed gespeld.
A
handoek
B
handdoek

Slide 15 - Quizvraag

Welk woord is goed in klankgroepen verdeeld?
A
om-gek-eer-de
B
om-ge-keerd-e
C
om-ge-keer-de
D
omg-keer-de

Slide 16 - Quizvraag

Welk leesteken moet achteraan dez zin?
Hebben de kinderen hard gewerkt...
A
.
B
,
C
?
D
!

Slide 17 - Quizvraag

Welk leesteken moet achteraan deze zin?
Hoera, we hebben gewonnen...
A
!
B
?
C
.
D
,

Slide 18 - Quizvraag

In de kamer staat een .......... plant.(groot)
A
groot
B
grote
C
groten

Slide 19 - Quizvraag

In de grot is een ........... kluis. ( geheim)
A
geheimen
B
geheim
C
geheime

Slide 20 - Quizvraag

De hond heeft een stuk worst gepikt.
.......... eet het snel op.

A
Het
B
Hij
C
Hun
D
Zij

Slide 21 - Quizvraag

De kinderen hebben een nieuwe fiets.
De fiets is van ......
A
haar
B
hun
C
zijn

Slide 22 - Quizvraag