H3 français- AF2 Unité2 leçon en ligne -

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Gedragsregels voor leerlingen 
  • Aanwezigheid in de online-les is verplicht. Dit wordt geregistreerd.
  • Je volgt de online-les via je laptop en achter een bureau (of een (keuken)tafel).
  • Dus NIET vanaf je telefoon/vanuit je bijbaantje/vanuit je bed.
  • Je bent voorbereid om de online-les te volgen.
  • Iedereen zet zijn camera aan en het geluid uit.
  • Steek je hand(je) op als je iets wilt zeggen. Als je aan de beurt bent of als je de beurt krijgt, zet je het geluid aan.
  • De docent is tijdens de online-les bereikbaar en beschikbaar voor vragen via de chat in Teams.
  • Het is volgens de AVG verboden de les op te nemen en/of te delen, zonder toestemming van de docent

Slide 2 - Tekstslide

 aanmelden bij LessonUp 

Slide 3 - Tekstslide

Envoie une photo
toi au travail+ ton ordinateur+ tes livres
tes devoirs

Slide 4 - Open vraag

tout le monde est prêt?!
alors on commence .....

Slide 5 - Tekstslide

objectifs 
de la semaine

UNITÉ 2 - 
Évaluation des  connaissances 
 le vocabulaire et la grammaire.




On commence!


Slide 6 - Tekstslide

on corrige
Cahier d'activités
page 20 exercice 3

Slide 7 - Open vraag

on corrige
Cahier d'activités
page 23 exercice 7

Slide 8 - Open vraag

ouvre ton livre de textes
page 26
DONNER  UN AVIS SUR UN LOOK  (carré vert) 
on lit exercice 4 - les adjectifs
on fait ensemble exercice 4

Slide 9 - Tekstslide

ouvre ton livre de textes
page 26
DONNER  UN AVIS SUR UN LOOK  (carré vert) 
= des mots pour donner son avis sur un look
on lit et on traduit les mots

Slide 10 - Tekstslide

exercice 4 .
cherche les adjectifs
masculin -if = féminin -ive
timer
1:00

Slide 11 - Open vraag

exercice 4 .
cherche les adjectifs masculin = féminin
timer
1:00

Slide 12 - Open vraag

De aanwijzend voornaamwoorden

écris les démonstratifs néerlandais

Slide 13 - Open vraag

exercice 5 . Transforme la phrase
"Il est créatif et amusant"
au féminin; au masculin pluriel et au féminin pluriel

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

timer
1:00
écris les 4 démonstratifs
français

Slide 17 - Woordweb

vul het juiste
frans
aanwijzend voornaamwoord
masculin
féminin
pluriel
voor een klinkler of een "h
masculin
féminin
pluriel

Slide 18 - Open vraag

De aanwijzend voornaamwoorden

Quand est-ce-qu'on utilise "CET"?
timer
1:00

Slide 19 - Open vraag

timer
2:00
les adjectifs interrogatifs
= vraagwoorden

Slide 20 - Woordweb

Het vraagwoord "WELKE"
écris les 4 formes en français?

timer
1:00

Slide 21 - Open vraag

les possessifs (singulier masculin)
= bezittelijke voornaamwoorden
(enkelvoud mannelijk)

Slide 22 - Woordweb

les possessifs (singulier féminin)
= bezittelijke voornaamwoorden
(enkelvoud vrouwelijk)

Slide 23 - Woordweb

les possessifs (pluriel)
= bezittelijke voornaamwoorden
( meervoud)

Slide 24 - Woordweb

sleep de juiste vorm van aller & de vertalingen naar de juiste persoon
Je 
Tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
vont
allons
vais
vas
va
allez
ik
jij
hij / zij / men
wij
jullie / u
zij [mmv / vmv

Slide 25 - Sleepvraag

Au travail
Questions?  je reste en ligne jusqu' à la fin de la leçon. 

Tâche
document location
fini?
livret de grammaire 
page 7 exerices 1+2
page 8 exercices 4
page 8-9 exercices 5+6+7
livret de grammaire
Photo+
continue
Cahier d'activités
page 20 exercices 3
page 23 exercice 7

Slide 26 - Tekstslide

Envoie une photo
de ton travail
timer
20:00

Slide 27 - Open vraag

tout le monde a fini?!

alors on corrige .....

Slide 28 - Tekstslide

Conjugue le verbe "s'appeler"

Slide 29 - Open vraag


on conjugue les verbes pronominaux avec des pronoms réfléchis.

Quels sont les pronoms réfléchis?
A
me-te-se-nous-vous-elles
B
me-te-se-nous-vous-ils
C
me-te-se-nous-vous-se
D
me-te-le-nous-vous-les

Slide 30 - Quizvraag

les pronoms personnels compléments d'objet indirect -COI
             choisis le bon mot: LUI ou LEUR

Vous téléphonez à vos amis?
oui, nous venons de ...................... téléphoner
Il écrit souvent à sa mère?
Oui, il ........................ écrit souvent
Tu donnes les pommes à tes amis?
oui, je .............. donne les pommes
Elle parle à Pierre et Paul?
Non, elle ne ............................parle pas
LEUR
LUI
LEUR
lui

Slide 31 - Sleepvraag

As-tu une question?
si tu as besoin de plus d'explication, pose une question.

Slide 32 - Open vraag

La compétition entre les groupes

Slide 33 - Tekstslide