D. Samenstellingen

D. Samenstellingen
Deel 1
Je leert wanneer je woorden aaneenschrijft en wanneer met een spatie
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

D. Samenstellingen
Deel 1
Je leert wanneer je woorden aaneenschrijft en wanneer met een spatie

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een samenstelling?

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdregel

Als je te maken hebt met één persoon, dier, ding of begrip, dan schrijf je de samenstelling als één woord.

Als je het woord uitspreekt, hoor je ook maar één beklemtoonde lettergreep.

telefoonoplader
glazenwasser
feestbeest

Slide 3 - Tekstslide

Aaneenschrijven





  • één klemtoon koektrommel
  • verschillende woordsoorten tussenfase, lichtgeel
  • (afleidingen van) werkwoorden tafeltennissen, uitschieter
  • bijwoorden er, hier, daar en waar + voorzetsels eroverheen
  • Engelse leenwoorden displayfunctie, flatscreen, sportoutfit
  • Eigennamen Twitterbericht, TikTokdansje

Slide 4 - Tekstslide

Spaties

Eigennaam met spaties     Albert Heijnfiliaal 
                                                   Anne Frankhuis

Afhankelijk van betekenis   De opkomst is groot dit jaar.
                                                    Er is storm op komst.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is juist?
A
derdewereldland
B
derde wereldland
C
derdewereld land

Slide 6 - Quizvraag

Wat is juist?
A
Anne Frank huis
B
Anne Frankhuis
C
AnneFrankhuis
D
AnneFrank huis

Slide 7 - Quizvraag

Maak twee zinnen. Een zin bevat 'uitzicht' en de andere zin 'uit zicht'.

Slide 8 - Open vraag

Deel 2
Je leert samenstellingen met tussenklanken juist spellen

Slide 9 - Tekstslide

Tussen-s
Je hoort een s                                               etenswaren
Vervang door een ander woord               stadsstrand
                                                                          (want: stadsmuur)
Tussen-n
Linkerdeel is zelfstandig naamwoord    lampenkap
met meervoud op -en                                (want: lampen)

Tussen-er
Linkerdeel meervoud op -eren                 runderlap
                                                                           (want: runderen)

Slide 10 - Tekstslide

Tussen-e

Linkerdeel heeft meervoud op -s     scorebord (want: scores)

Meervoud op zowel -s als -(e)n          ladekast (want: lades of laden)

Linkerdeel heeft geen meervoud      rijstevlaai

Linkerdeel is uniek                                 zonneschijn

Linkerdeel versterkt bijvoeglijk nw    beresterk, pikkedonker



Slide 11 - Tekstslide

Wat is juist?
A
sterrestelsel
B
sterrenstelsel

Slide 12 - Quizvraag

Wat is juist?
A
apetrots
B
apentrots
C
ape trots
D
apen trots

Slide 13 - Quizvraag

Deel 3
Je leert wanneer je een koppelteken moet gebruiken in samenstellingen

Slide 14 - Tekstslide

Koppelteken maakt leesbaar

zwart-witfoto
NS-personeel
oud-burgemeester
na-apen
camera-instelling




Slide 15 - Tekstslide

  • klinkerbotsing na-apen, auto-onderdelen
  •  gelijkwaardige combinaties zwart-witfoto, chef-kok
  • tussen woorden van een vaste woordgroep                                   een-op-een, twee-onder-een-kapwoning
  • aardrijkskundige namen en afleidingen daarvan                     Noord-Amerika, Oost-Duitsland
  •  na afkortingen, letters, cijfers en speciale tekens                                  NS-personeel, 33-jarige, 21+-regeling

Let op! Als je de afkorting uitspreekt als één woord                               in plaats van losse letters, dan gebruik je geen koppelteken!
pincode, havoklas

Slide 16 - Tekstslide

  • na de voorvoegsels adjunct, aspirant,  assistent, bijna, collega, ex, interim, kandidaat, leerling, meester, niet, non, oud, sint, substituut                         assistent-trainer, oud-burgemeester, adjunct-directeur

  • bij samenstellingen waarbij het volgende deel begint met een hoofdletter oer-Hollands, nep-Rolex

  • tussen anderstalige woorden die normaal los geschreven worden to-dolijstje, nasi-gorengrecept

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 7
Bekijk onderstaande woorden. Leg per woord uit of er sprake is van klinkerbotsing. 

a. radio + antenne
b. zo + even
c. ski + jas
d. puppy + ogen
e. vanille + ijs
f. familie + uitje

Slide 18 - Tekstslide

a. radioantenne
b. zo-even
c. ski-jas
d. puppyogen 
e. vanille-ijs
f. familie-uitje 

Slide 19 - Tekstslide





D. Samenstellingen
Opdracht 3 t/m 6 (OB blz. 124/125)


Volgende les:
E. Cijfers en getallen



Slide 20 - Tekstslide