le passé composé mh1

    Le Passé Composé
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

    Le Passé Composé

Slide 1 - Tekstslide

Le passé composé = voltooid tegenwoordige tijd
De passé composé is de verleden tijd met 2 werkwoorden. 

Bijvoorbeeld: Ik heb gegeten.
                             J'ai mangé


Wat is de passé composé?

Slide 2 - Tekstslide

Passé composé
J'ai dansé.

Ik heb gedanst.


Hoe vorm je de passé composé?
De passé composé bestaat
uit 2 delen!

1. hulp werkwoord = vorm w.w. avoir
2. voltooid deeltwoord

Slide 3 - Tekstslide

Passé composé
Hoe maak je een voltooid deelwoord?

Werkwoord op -er ? Stam +é

Slide 4 - Tekstslide

Passé composé
J' (ik)
ai
dansé
Tu (jij)
as
dansé
Il/elle/on (hij/zij/wij)
a
dansé
nous (wij)
avons
dansé
Vous (jullie/u)
avez
dansé
Ils/elles (zij)
ont
dansé
Ik heb gedanst.
Verleden tijd: passé composé 

Slide 5 - Tekstslide

Exemple : Présent / Passé composé
Le présent
Le passé composé
je parle
j'ai parlé
tu parles
tu as parlé
il/elle/on parle
il/elle/on a parlé
nous parlons
nous avons parlé
vous parlez
vous avez parlé
ils/elles parlent
ils/elles ont parlé

Slide 6 - Tekstslide

Dus: Uit welke twee elementen bestaat de passé composé in het Frans?
Sleep die twee elementen naar het juiste vakje
Persoonlijk voornaamwoord
Vorm van het hulpwerkwoord avoir
Heel werkwoord
Voltooid deelwoord

Slide 7 - Sleepvraag

présent
passé composé
Je regarde Netflix
Luc et Sophie parlent français
On a fêté l'anniversaire
Vous avez invité Luc?

Slide 8 - Sleepvraag

Hoe maak je de passé composé?
A
avoir + voltooid deelw.
B
aller + voltooid deelw.
C
faire + voltooid deelw.
D
parler + voltooid deelw.

Slide 9 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden op -er maak je door:
A
stam van het werkwoord (= -er) + é
B
werkwoord gewoon vervoegen
C
stam van het werkwoord (=-er) + t
D
voltooid deelwoord bestaat niet in het Frans

Slide 10 - Quizvraag

Maak de vormen van de passé composé van het werkwoord aimer.
Je/j'
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles
aimé
aimé
aimé
aimé
aimé
aimé
avons
avez
ont
as
a
ai

Slide 11 - Sleepvraag

Tu (parler)

passé composé
A
tu as parlé
B
tu avoir parlé
C
tu parles
D
tu parle

Slide 12 - Quizvraag

Vous (manger)

passé composé
A
vous mangez
B
vous avez mangé
C
vous êtes mangé
D
vous mangons

Slide 13 - Quizvraag

Hij heeft gezongen (in de passé composé)
A
Il a chanté
B
Elle a chanté
C
Il avons chanté
D
Il a chante

Slide 14 - Quizvraag

Julie (manger) ____ une pizza.

Slide 15 - Open vraag

Floris (jouer) ________ à la console.

Slide 16 - Open vraag

Les élèves (regarder) _________ Lupin.

Slide 17 - Open vraag

ai
mon anniversaire
fêté
j'

Slide 18 - Sleepvraag

une tarte
a
maman
préparé

Slide 19 - Sleepvraag

Marc
à l'ordinateur
joué
a

Slide 20 - Sleepvraag