H9 erfelijkheid les 3

Herhaling: in een stamboom is een rondje altijd een...
A
vrouw
B
man
1 / 32
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling: in een stamboom is een rondje altijd een...
A
vrouw
B
man

Slide 1 - Quizvraag

Herhaling: als je wilt aantonen dat de 'blauwe' eigenschap recessief is, heb je deze combinatie ouders-kind nodig:
A
B
C
D

Slide 2 - Quizvraag

Hoe groot is de kans dat een volgend kind van A en B ook hetzelfde fenotype heeft als de ouders?
A
100%
B
50%
C
75%
D
25%

Slide 3 - Quizvraag

Bij autosomale eigenschappen geldt:
een homozygoot recessief individu kan nooit een homozygoot dominant kind krijgen.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Herhaling: van wie krijgt een meisje haar X-chromosomen?
A
Beide van moeder
B
één van moeder, één van vader.
C
Beide van vader
D
een meisje heeft maar één X-chromosoom

Slide 5 - Quizvraag

Xa = ziekte, XA = gezond.
Als vader XaY heeft en moeder is drager van de ziekte, hoeveel kans heeft een zoon dan om de ziekte te krijgen? En een dochter?
A
Zoon: 50% Dochter: 50%
B
Zoon: 0% Dochter: 50%
C
Zoon: 100% Dochter: 25%
D
Zoon: 50% Dochter: 0%

Slide 6 - Quizvraag

Nog één herhalingsvraag:
Is zwart hier recessief of dominant?
A
Dominant
B
Recessief
C
Ik heb eerlijk waar geen flauw idee

Slide 7 - Quizvraag

9.4
Chromosoom - Gen
dominant - recessief
fenotype
Monohybride kruising - Kruisingsschema
Intermediair fenotype
Onvolledig dominant - Co-dominant
Bloedgroepen - Allel IA, IB, i
Multiple allelen
Lethaal allel / lethale factor
Gekoppelde genen - Gekoppelde overerving
Kans

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Maak nu opgave 2 van 9.3 en maak een foto van de opgave je schrift als je klaar bent. (Ga daarna alvast verder met 'Toepassen' op p. 31)

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Een koppel muizen heeft in hun leven 23 witte nakomelingen gekregen, 25 zwarte, en 43 gele. Welke uitspraak is waar?
A
Geel = een intermediair fenotype
B
Zwart = dominant
C
Geel = dominant
D
De muizen waren beide heterozygoot

Slide 12 - Quizvraag

Een plantensoort komt voor in drie kleuren.
Geel, rood en groen.
De groene kleur is een intermediaire eigenschap.
Je ziet hieronder 4 kruisingen. Welke kruising klopt niet?

A
Rood x Groen → Rood
B
Groen x Groen → Geel
C
Geel x Groen → Geel
D
Geel x Groen → Rood

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Welke genotypen en fenotypen kan je hebben als je ouders IAIA en IBi hebben?
A
IAIAmetbloedgroepA
B
IAIBmetbloedgroepAB
C
IAiofIAIBmetbloedgroepAofAB
D
IBimetbloedgroepB

Slide 16 - Quizvraag

Twee echtparen kregen hun baby in het ziekenhuis.
Echtpaar 1 had bloedgroep A en bloedgroep B.
Echtpaar 2 had bloedgroep O en bloedgroep AB.
De kinderen zijn per ongeluk verwisseld. Kind 1 heeft bloedgroep A en kind 2 heeft bloedgroep O.
A
Kind 1 hoort bij echtpaar 2
B
Kind 2 hoort bij echtpaar 2
C
Zowel kind 1 als kind 2 kunnen bij echtpaar 2 horen
D
Geen van beide kinderen kan bij echtpaar 2 horen.

Slide 17 - Quizvraag

'De allelen zijn co-dominant'
Dat betekent bij heterozygote individuen...
A
Dat het fenotype het dominante fenotype is is
B
Dat het fenotype intermediair is
C
Dat het genotype intermediair is
D
Dat geen van beide allelen dominant is en dus niet tot uiting komen

Slide 18 - Quizvraag

Co-dominant
De verschillende allelen zijn samen dominant, dus het fenotype wat je krijgt als je heterozygoot bent (twee verschillende) is een mix van de twee: intermediair fenotype.

Slide 19 - Tekstslide

Gekoppelde genen
Twee genenparen kunnen op andere
chromosomenparen liggen = onafhankelijke
overerving 

Twee genenparen kunnen ook op hetzelfde
chromosomenpaar liggen = gekoppelde overerving

Slide 20 - Tekstslide

BINAS 70C+D
Locaties van verschillende genen op je chromosomen
(let op, je hebt dus van elk chromosoom 2 stuks)

Slide 21 - Tekstslide

      gen voor Cl-ionkanaal (nodig voor vloeibaar maken 
van slijm) en voor bittere smaak receptor liggen
 dichtbij elkaar

Slide 22 - Tekstslide

Dus: stel dat iemand drager is voor taaislijmziekte, en hij is ook drager voor 'geen bittere smaak kunnen proeven'. Deze twee genen liggen bij hem op hetzelfde chromosoom nr 7. Hoe groot is de kans dat hij ze beide doorgeeft aan zijn kind?
A
50% want de helft van de zaadcellen heeft maar chromosoom 7.
B
50% want de helft van de zaadcellen bevat het ene chromosoom 7 en de andere helft bevat het andere chromosoom 7
C
25% want soms komt het gen voor taaislijmziekte ook samen voor met 'wel bittere smaak kunnen proeven'
D
100% want als je drager bent dan geef je de genen sowiezo door.

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Manx-katten:
mm: staart
Mm: staartloos
MM: niet geboren
Hoe groot is bij de levend geboren katten in deze kruising de kans op het hebben van een staart?
A
25%
B
33%
C
50%
D
66%

Slide 27 - Quizvraag

Kanaries
Bij kanaries komt een allel e voor dat X-chromosomaal en recessief is. Embryo's die geen allel E bezitten, sterven in een vroeg stadium.

Bij vogels hebben mannetjes twee X-chromosomen per lichaamscel en vrouwtjes één X- en één Y-chromosoom.
Een kanarievrouwtje paart met een homozygoot kanariemannetje.

Hoe groot is de kans dat het eerst-uitgekomen kanariemannetje heterozygoot is voor deze eigenschap?

Slide 28 - Tekstslide

allel e = X-chromosomaal en recessief
Embryo's die geen allel E bezitten, sterven in een vroeg stadium.
mannetjes: XX en vrouwtjes XY
Een kanarievrouwtje paart met een homozygoot kanariemannetje.
Hoe groot is de kans dat het eerst-uitgekomen kanariemannetje heterozygoot is voor deze eigenschap?
A
100%
B
75%
C
50%
D
0%

Slide 29 - Quizvraag

Uitleg
allel e = X-chromosomaal en recessief
Embryo's die geen allel E bezitten, sterven in een vroeg stadium. Dus: XeXe en XeY sterven. Er zijn dus alleen XEXE en XEXe mannetjes en XEY vrouwtjes.
mannetjes: XX en vrouwtjes XY
Een kanarievrouwtje paart met een homozygoot kanariemannetje. Dus: XEY (vrouwtje) paart met XEXE (mannetje)
Hoe groot is de kans dat het eerst-uitgekomen kanariemannetje heterozygoot is voor deze eigenschap?
0% omdat geen van de ouders een Xe bij zich draagt.

Slide 30 - Tekstslide

Ik kan zelf aan de slag met kruisingen en stambomen
Ja, dat gaat zeker lukken
Ja, ik denk het wel...
Nee, ik heb nog vragen over een paar dingen
Nee, ik snap er echt nog helemaal niks van
Ik kan het wel maar ik doe nooit wat

Slide 31 - Poll

Ik vond dit het lastigste onderwerp:
Intermediair fenotype
X-chromosomaal
Bloedgroepen
Stambomen
Stilzitten en luisteren
Gekoppelde overerving

Slide 32 - Poll