4T Geschiedenis - Herhaling Historisch overzicht vanaf 1900 - DEEL 2

4T GESCHIEDENIS
HERHALING 
HISTORISCH OVERZICHT VANAF 1900
DEEL 2
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

4T GESCHIEDENIS
HERHALING 
HISTORISCH OVERZICHT VANAF 1900
DEEL 2

Slide 1 - Tekstslide

Historisch overzicht vanaf 1900
  • De Eerste Wereldoorlog (1914 - 1918)
  • Het Interbellum (1918 - 1939)
  • De Tweede Wereldoorlog (1939 - 1945)
  • De wereld na 1945: Koude oorlog, internationale samenwerking en nieuwe machtsverhoudingen.

Slide 2 - Tekstslide

De Tweede Wereldoorlog
1939 - 1945

Slide 3 - Tekstslide

Het verloop van de Tweede Wereldoorlog
1939: Duitse inval in Polen (aanleiding)

1939 - 1940: de Blitzkrieg
1940: de Slag om Engeland
Jun. 1941:  Operatie Barbarossa
Dec. 1941: Aanval op Pearl Harbor
1942 - 1942: Slag om Stalingrad
1944: D-Day

mei 1945: einde oorlog in Europa
aug. 1945: einde oorlog in Azië (atoombom)


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Blitzkrieg
Slag om Engeland
Operatie Barbarossa
Aanval Pearl Harbor
Slag om Stalingrad
D-Day
Atoombom
Duitsland verbreekt het verdrag met de SU.
Snelle oorlogsvoering op belangrijke doelen
De Geallieerden starten de bevrijding
Hiroshima en Nagasaki, Japan capituleert
De VS raken bij de oorlog betrokken
Een felle luchtoorlog met bombardementen
Een keerpunt in de oorlog tussen Du en de SU

Slide 6 - Sleepvraag

Waarom kan 1941 gezien worden als een belangrijk keerpunt in de Tweede Wereldoorlog? Kies twee antwoorden.
A
De VS gingen mee doen aan de oorlog
B
De SU ging mee doen aan de oorlog
C
Duitsland verloor de Slag om Stalingrad
D
De geallieerden kwamen aan land in Normandië

Slide 7 - Quizvraag

Na welke gebeurtenis begon voor nazi-Duitsland de tweefrontenoorlog?
A
Operatie Barbarossa
B
De aanval op Pearl Harbor
C
D-Day
D
Operatie Market Garden

Slide 8 - Quizvraag

De Tweede Wereldoorlog in Nederland
  • 10 mei 1940: Duitse inval in Nederland
  • 14 mei 1940: bombardement op Rotterdam
  • 15 mei 1940: capitulatie

Mei 1940 - mei 1945: Duitse bezetting
  • Regering in ballingschap
  • Duits bestuur in NL -> gelijkschakeling
  • NL was geen rechtstaat meer.

Slide 9 - Tekstslide

Collaboratie
Verzet
Aanpassing
Het tegenwerken van de bezetter
Samenwerken met de bezetter
Proberen te overleven en het beste ervan te maken
Mensen helpen onderduiken.
Inschrijven voor het Duitse leger
Joden aangeven bij de bezetter
De Februaristaking

Slide 10 - Sleepvraag

Wat was het gevolg van de Slag om Arnhem voor Nederland?

Slide 11 - Open vraag

Wat hebben de Spoorwegstaking en de Hongerwinter met elkaar te maken?

Slide 12 - Open vraag

De Holocaust
Antisemitisme: Jodenhaat
Rassenleer: het idee dat er verschillende rassen zijn en dat het ene ras beter is dan het andere ras.

  • 1935: Neurenberger rassenwetten
  • 1938: Kristallnacht
  • 1942: start grootschalige deportaties
  • 1942: Holocaust (vernietigingskampen)

Slide 13 - Tekstslide

Oorlog in Indonesië
Maart 1942 - augustus 1945: Japanse bezetting van Nederlands-Indië
  • Japan: gebiedsuitbreiding in Azië
  • Soekarno: dekolonisatie/ onafhankelijkheid
  • Nederland: was zelf bezet door Duitsland

1945: onafhankelijkheidsverklaring Soekarno
1945 - 1949: politionele acties
  • NL kreeg Indonesië niet onder controle
  • Veel druk van binnenuit en buitenaf
1949: overdacht soevereiniteit

Slide 14 - Tekstslide

1
2
3
4
5
Soekarno roep de Republiek Indonesië uit.
Nederland draagt de soevereiniteit over aan Indonesië 
Nederland voert twee grootschalige militaire acties in Indonesië
De Japanners bezetten Nederlands-Indië
Soekarno richt de PNI op en wordt succesvol onder het volk

Slide 15 - Sleepvraag

De wereld na 1945

Slide 16 - Tekstslide

1945 - 1989:
De Koude Oorlog
De periode van vijandschap tussen het kapitalistische westen en het communistische oosten waarbij geen grote oorlog ontstond.
  • VS en de SU twee grote winnaars WO2
  • Veel wantrouwen tussen beide landen
  • Twee tegengestelde ideologieën



Slide 17 - Tekstslide

Communisme
Kapitalisme
Partijen komen via verkiezingen aan de macht
Een partij heeft de volledige macht
Een planeconomie met collectivisatie
Een vrijemarkteconomie met particulier bezit
Invloedssfeer van de VS
Invloedssfeer van de SU

Slide 18 - Sleepvraag

Wat was de naam van de grens die Europa verdeelde in een Westblok en een Oostblok
A
De blokkade van Berlijn
B
De Berlijnse Muur
C
Het IJzeren Gordijn
D
De Atlantikwall

Slide 19 - Quizvraag

Wat was een belangrijk politiek gevolg van de Blokkade van Berlijn voor Duitsland?

Slide 20 - Open vraag

Welke twee militaire bondgenootschappen stonden tijdens de Koude Oorlog tegenover elkaar?

Slide 21 - Open vraag

Groeiende verschillen tussen Oost en West
Hulp voor West-Europa:
  • Marshallplan
  • Containmentpolitiek

Opstanden in Oost-Europa:
  • 1956: Hongaarse Opstand - opstand tegen communistische bestuur neergeslagen
  • 1968: Praagse Lente - meer vrijheden door communistisch bestuur, bestuur vervangen.

Slide 22 - Tekstslide

Welk begrip past bij
deze spotprent?

Slide 23 - Open vraag

Welke belangrijke gebeurtenis
vond plaats in 1962
A
De VS ontwikkelde een atoombom
B
De SU ontwikkelde een atoombom
C
De Berlijnse Muur werd gebouwd
D
De Cubacrisis vond plaats

Slide 24 - Quizvraag

Hervormingen van Gorbatsjov
Binnenlandse politiek:
  • Glasnost (= openheid)
  • Perstrojka (= hervorming)
  • Democratischer bestuur

Buitenlandse politiek:
  • Afspraken maken over ontwapening (VS)
  • 1988: SU biedt geen militaire hulp meer aan landen in het Warschaupact.

Onbedoeld gevolg: uiteenvallen van de SU

Slide 25 - Tekstslide

Wat was het onbedoelde gevolg
de glasnost?
A
Er kwam meer vrijheid van meningsuiting
B
Deelrepublieken SU worden onafhankelijk
C
Burgers mochten kleine bedrijven bezitten
D
Groeiende tekorten en stijgende prijzen

Slide 26 - Quizvraag

Wat was het onbedoelde gevolg
de perestrojka?
A
Er kwam meer vrijheid van meningsuiting
B
Deelrepublieken SU worden onafhankelijk
C
Burgers mochten kleine bedrijven bezitten
D
Groeiende tekorten en stijgende prijzen

Slide 27 - Quizvraag

Welke drie gebeurtenissen die te maken hebben met het einde van de Koude Oorlog vonden plaats in 1989, 1990 en 1991?

Slide 28 - Open vraag

Nederland na 1945
1945 - 1950: Wederopbouw

Jaren '50 + '60: economische groei: stijgende lonen, gastarbeiders, amerikanisering, jongerenculturen, consumptiemaatschappij, verzorgingsstaat.

Jaren '70 + '80: economische crisis: poldermodel

Jaren '90: opkomst populisme

Slide 29 - Tekstslide

Individualisering
Democratisering
Secularisatie
Ontzuiling
Steeds minder mensen zijn gelovig of gaan naar de kerk (ontkerkelijking)
Niet de groep waarbij iemand hoort, maar het individu (de persoon zelf) bepaalt steeds meer wat goed voor hem/ haar is.
De invloed van de zuilen neemt af.
Als mensen meer inspraak krijgen, bijvoorbeeld in het bestuur, een organisatie of gezin.

Slide 30 - Sleepvraag

Wat past het best bij het populisme?
A
Samenwerken met de zittende politici
B
Afzetten tegen de zittende politici

Slide 31 - Quizvraag

Internationale samenwerking
1945: oprichting Verenigde Naties (VN)
  • Doel: zorgen voor vrede en veiligheid
  • Algemene vergadering
  • Veiligheidsraad


Slide 32 - Tekstslide

Waarom kon de Veiligheidsraad van de VN tijdens de Koude Oorlog vaak niet succesvol ingrijpen?

Slide 33 - Open vraag

Europese 
samenwerking
1951: Europese Gemeenschap Kolen en Staal
1957: Europese economische Gemeenschap
1993: Europese Unie

Europese Unie:
  • Europese Commissie (EC)
  • Europees Parlement (EP)
  • Raad van Ministers (RvM)

Slide 34 - Tekstslide

Europese Commissie
Europees parlement
Raad van Ministers
Volksvertegenwoordigers vanuit alle EU-lidstaten. Besluit over Europese wetten en de begroting
Het dagelijkse bestuur van de Europese Unie. Bestaat uit een 27 commissarissen. Doet wetsvoorstellen.
Vergadering waaraan uit elk EU-lidstaat een minister deelneemt, namelijk de minister die verantwoordelijk is voor het te behandelen onderwerp.

Slide 35 - Sleepvraag

De wereld vanaf 1990
Globalisering: landen over de hele wereld raken op politiek, economisch en cultureel gebied steeds sterker met elkaar verbonden.

Pluriforme samenleving/ multiculturele samenleving: samenleving die bestaat uit groepen mensen met verschillende culturen.

Internationale spanningen:
  • Politieke islam: een politieke beweging die wil dat de samenleving wordt bestuurd volgens een bepaalde, strenge uitleg van de islam.
  • Terrorisme:  het gebruik van geweld om mensen angst aan te jagen en zo politiek doelen te bereiken.

Slide 36 - Tekstslide

Noem een voordeel en een nadeel van globalisering.

Slide 37 - Open vraag

Welke belangrijke gebeurtenis is een voorbeeld van terrorisme?

Slide 38 - Open vraag