In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Welkom V3K!
Ga alvast zitten en pak je spullen erbij.
leesboek
NN + schrift
agenda en etui
Slide 1 - Tekstslide
Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00
Slide 2 - Tekstslide
Wat gaan we deze les doen?
Herhalen theorie Lezen H1
Uitleg Lezen H2
Bijbehorende opdrachten maken
Slide 3 - Tekstslide
Deze les
Herhalen theorie leesvaardigheid HV2
Aan het eind van de les:
kun je verschillende vaste tekststructuren herkennen;
kun je onderwerp, hoofdgedachte en deelonderwerpen benoemen.
Slide 4 - Tekstslide
Huiswerk V3K
Vrijdag 22 september:
Leesboek mee
De Brug Lezen, opdr 1 + 2
Lezen H1: opdr. 1 + 2
Slide 5 - Tekstslide
Huiswerk V3K
Vrijdag 29 september:
Leesboek mee
Lezen H1: opdr. 4
Lezen H2: opdr. 1, 2, 4
Slide 6 - Tekstslide
Herhaling De Brug Lezen
Hoofdzaken vs. bijzaken
Kernzinnen
Schema/samenvatting
Tekstverbanden en signaalwoorden
Slide 7 - Tekstslide
Herhaling De Brug Lezen
Opsommend verband: zaken die bij elkaar horen, worden na elkaar genoemd.
Zorg er ten eerste voor dat je een vast bedrag aan zakgeld krijgt. Spreek verder af hoe vaak je het geld krijgt. Spreek ook af wat je van het geld moet betalen.
Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook, (nog) verder, ten slotte Of te herkennen aan een dubbele punt(:), liggende streepjes (-), getallen (1, 2, 3) of dots (*).
Tegenstellend verband: er worden zaken genoemd die elkaars tegenovergestelde zijn. Veel jongeren willen graag wat bijverdienen, maar er is dit jaar niet veel werk te vinden.
Signaalwoorden: tegenover, maar, hoewel, echter, toch, daarentegen, aan de ene kant ... aan de andere kant.
Slide 8 - Tekstslide
Tekstverband
Uitleg
Signaalwoorden
chronologisch verband
Beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.
vroeger, later, nu eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort; ook jaartallen en data
concluderend verband
Er wordt een conclusie getrokken uit eerdere informatie in de tekst.
dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al
doel-middelverband
Geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.
opdat, zodat, om te, door middel van, met behulp van
oorzakelijk verband
Laat zien waardoor iets gebeurt (buiten iemands wil)
doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij
Slide 9 - Tekstslide
Tekstverband
Uitleg
Signaalwoorden
redengevend verband
Geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.
omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, dankzij
samenvattend verband
Er wordt een verkorte weergave van informatie uit de teksten gegeven.
kortom, samengevat, met andere woorden, al met al
toelichtend verband
Er wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.
bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou
vergelijkend verband
Laat een verschil of overeenkomst zien.
in vergelijking met, (net) als, evenals, zoals - ook de vergrotende trap: meer/groter/beter enz. dan
Slide 10 - Tekstslide
Tekstverband
Uitleg
Signaalwoorden
toegevend verband
Een andere kant van de zaak wordt aangegeven.
ook al, zij het (dat), weliswaar, (al) hoewel, ofschoon, desondanks, niettemin
voorwaardelijk verband
Maakt duidelijk onder welke voorwaarden iets gebeurt.
als (... dan), indien, tenzij, wanneer, mits
Slide 11 - Tekstslide
Wat is een tekststructuur?
A
Het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd.
B
Het belangrijkste in een alinea.
C
De samenhang tussen woorden, zinnen of alinea's.
D
Relaties tussen verschillende delen van de tekst.
Slide 12 - Quizvraag
Vaste tekststructuren
Vaste indeling:
Inleiding
Middenstuk
Slot
hf. 1
- argumentatiestructuur
- aspectenstructuur
- verklaringsstructuur
- voor- en nadelenstructuur
Slide 13 - Tekstslide
Argumentatiestructuur
Inleiding
Middenstuk
Slot
standpunt (evt. als vraag)
argument voor het standpunt
herhaling van het standpunt
tegenargumenten (evt. met weerlegging)
(of beantwoording vd vraag)
Dit vind ik en dit is mijn argument!
Slide 14 - Tekstslide
Aspectenstructuur
Inleiding
Middenstuk
Slot
introductie onderwerp
diverse aspecten (onderdelen) van het onderwerp
samenvatting (soms)
Doel: informeren
Slide 15 - Tekstslide
Verklaringsstructuur
Doel: informeren
Inleiding
Middenstuk
Slot
bepaald verschijnsel
kenmerken / voorbeelden
samenvatting of
verklaringen / oorzaak / oorzaken / redenen
conclusie (soms)
Slide 16 - Tekstslide
Voor- en nadelenstructuur
Inleiding
Middenstuk
Slot
vraag of standpunt / stelling
voor- en nadelen
afweging en conclusie
Slide 17 - Tekstslide
Vaste tekststructuren
Vaste indeling:
Inleiding
Middenstuk
Slot
hf. 1
- argumentatiestructuur
- aspectenstructuur
- verklaringsstructuur
- voor- en nadelenstructuur
Als je de structuur doorziet:
- begrijp je de tekst sneller;
- je weet dan wat je ongeveer kunt verwachten en
- je kunt de tekst makkelijker lezen.
Samenvatting
Slide 18 - Tekstslide
Vaste tekststructuren H2
Vaste indeling:
Inleiding
Middenstuk
Slot
hf. 2
- probleem-oplossingsstructuur
- verleden-heden(-toekomst)structuur
- vraag-antwoordstructuur
Slide 19 - Tekstslide
Probleem-oplossing structuur
Inleiding
Middenstuk
Slot
Probleem
Gevolgen (waardoor is het een probleem?)
Oorzaken
Oplossing
De beste oplossing
Beschouwing
Slide 20 - Tekstslide
Verleden-heden(-toekomst) structuur
Inleiding
Middenstuk
Slot
Onderwerp
Situatie vroeger, situatie nu
Conclusie
of voorspelling over de situatie in de toekomst
Uiteenzetting Beschouwing
Slide 21 - Tekstslide
Vraag-antwoord structuur
Inleiding
Middenstuk
Slot
Vraag
Antwoord(en)
Samenvatting
of conclusie
Uiteenzetting
Soms beschouwing
Slide 22 - Tekstslide
Welke tekststructuur belicht verschillende kanten van het onderwerp?
A
verklaringsstructuur
B
probleem/oplossings-structuur
C
aspectenstructuur
D
vraag-antwoord-structuur
Slide 23 - Quizvraag
Wat vind je in het middenstuk van een verleden/heden(/toekomst)structuur?
Slide 24 - Open vraag
Sleepvraag:
Sleep de juiste inleiding naar de juiste tekststructuur
stelling-argument
structuur
aspecten-
structuur
probleem/
oplossings-
structuur
verklarings-
structuur
voor- en
nadelen-
structuur
inleiding:
stelling,
standpunt
inleiding:
onderwerp
inleiding:
probleem
inleiding:
bepaald
verschijnsel
inleiding:
vraag
of
stelling
Slide 25 - Sleepvraag
Sleep de juiste kern naar de juiste tekststructuur
verleden-heden-toekomststructuur
probleem-oplossings-structuur
verklaringsstructuur
argumentatiestructuur
situatie vroeger
situatie nu
kenmerken/voorbeelden
redenen/
oorzaken
argumenten voor en tegen
weerleggingen
verdere beschrijving van het probleem/oorzaken/
gevolgen/ oplossingen
Slide 26 - Sleepvraag
Opdracht deze les
Maken:
Lezen H1: opdr. 4
Lezen H2: opdr. 1, 2, 4
Markeer signaalwoorden, moeilijke woorden, etc.
Werk zoveel mogelijk zelfstandig. Je mag zachtjes overleggen met degene naast je.