Quiz Hoofdstuk 4

H5 De Tweede wereldoorlog
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H5 De Tweede wereldoorlog

Slide 1 - Tekstslide

Wat was de AANLEIDING van de Tweede Wereldoorlog?
A
inval in Rusland
B
inval in Polen
C
inval in Tsjechië
D
inval in Oostenrijk

Slide 2 - Quizvraag

De Tweede Wereldoorlog duurde van:
A
1940 - 1945
B
1939 - 1944
C
1914 - 1918
D
1939 - 1945

Slide 3 - Quizvraag

Wie begon de Tweede Wereldoorlog?
A
Nederland
B
Engeland
C
Spanje
D
Duitsland

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent capitulatie?
A
Dat je toch mee gaat doen met de oorlog
B
Dat je neutraal bent
C
Dat je wordt binnen gevallen
D
Dat je je overgeeft

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent Blitzkrieg
A
Zeer snelle verrassingsoorlog
B
Twee-frontenoorlog
C
Loopgravenoorlog
D
moderne oorlog

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn de kenmerken van een blitzkrieg?
A
bewegingsoorlog met tanks en vliegtuigen
B
loopgravenoorlog met zware beschietingen
C
Een totale oorlog met een zg. 'thuisfront'
D
Een oorlog met terreurbombardementen op steden

Slide 7 - Quizvraag

Rotterdam

Slide 8 - Tekstslide

Wanneer was Nederland bezet?
A
1941-1945
B
1938-1943
C
1940-1945
D
1940-1944

Slide 9 - Quizvraag

Wat was een politiek gevolg van de bezetting?
A
Joden moesten een ster dragen
B
Politieke partijen werden verboden
C
Sommige joden gingen onderduiken
D
Nederlandse mannen moesten in Duitsland werken

Slide 10 - Quizvraag

Waar is dit?
Wat gebeurde hier?

Slide 11 - Tekstslide

De Jodenvervolging door de nazi's voor en tijdens WOII wordt ...... genoemd
A
Diaspora
B
Holocaust
C
Exodus
D
Jihad

Slide 12 - Quizvraag

Waarmee begon de jodenvervolging in de jaren dertig in Duitsland?
A
Er kwam anti-joodse wetgeving
B
eerste moordpartijen
C
eerste razzia's
D
bouw concentratiekampen

Slide 13 - Quizvraag

Hoe verliep de Tweede Wereldoorlog? 

Slide 14 - Sleepvraag

Wat is de NSB?
A
De Nederlandse verzetsorganisatie
B
Het bonnensysteem tijdens de Hongerwinter
C
Een organisatie die het eens was met de nazi's
D
Een organisatie die het eens was met communisten

Slide 15 - Quizvraag

Waarom was de slag om Stalingrad een keerpunt?
A
Duitsland kon eindelijk verder Rusland in
B
Het lukt de Sovjet-Unie om de Duitsers (voor het eerst) terug te dringen.
C
Stalin ging meevechten in de oorlog
D
Amerika ging Rusland helpen, waardoor Duitsland hier verloor

Slide 16 - Quizvraag

Nationalisme is:
A
Een eigen staat voor je land willen.
B
Een grote liefde hebben voor je eigen volk.
C
Een leger hebben om je eigen volk te verdedigen.
D
Niet zwakker willen zijn dan andere volken.

Slide 17 - Quizvraag

In welk jaar is dit?
A
1943
B
1944
C
1945
D
1946

Slide 18 - Quizvraag

Hoe heet de Duitse aanvalstactiek bij de aanval op Frankrijk
A
Fallschrimjager
B
Pantzer
C
Blitzkrieg
D
Lebensraum

Slide 19 - Quizvraag

Wat was het gevolg van de aanval Pearl Harbor
A
Japan gaat meedoen in de oorlog
B
De V.S. gaat mee doen in de oorlog
C
Italië gaat mee doen in de oorlog
D
Rusland gaat mee doen in de oorlog

Slide 20 - Quizvraag

Bij welke begrip past deze afbeelding
A
Collaboreren
B
Verzet
C
Accommoderen

Slide 21 - Quizvraag

Waarom zijn de Nazi's racistisch?
A
Ze maken onderscheid tussen mensen
B
Ze behandelen mensen verschillend
C
Ze willen weten welk ras je hebt
D
Ze zijn tegen de rassen

Slide 22 - Quizvraag

Wat was een van de oorzaken van de Tweede Wereldoorlog
A
Het Verdrag van Versailles
B
De handelsoorlog tussen Engeland en Duitsland
C
De wapenwedloop tussen landen
D
Het antisemitisme

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het einde van W.O.II?
A
Overgave van Japan
B
Overgave van Duitsland
C
Het vallen van twee atoombommen
D
De overgave van Berlijn

Slide 24 - Quizvraag

Duitsland kreeg bij het Verdrag van Versailles alle schuld van de Tweede Wereldoorlog
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Welke drie zaken wilde Hitler bereiken met de tweede wereldoorlog bereiken?
A
Alle joden en zigeuners uitroeien
B
Uitroeiing van alle burgers
C
Werkgelegenheid creëren
D
Een Duits rijk met een zuiver Duitse bevolking

Slide 26 - Quizvraag

Nederland was tijdens de Tweede Wereldoorlog
A
Niet neutraal
B
Neutraal

Slide 27 - Quizvraag

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de Nederlanders opgesloten in kampen. Hoe heten deze kampen?
A
Concentratiekampen
B
Jappenkampen
C
Jappenhuizen
D
werkkampen

Slide 28 - Quizvraag


Welk land heeft nazi-Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog nooit bezet?
A
Engeland
B
Frankrijk
C
Nederland
D
Polen

Slide 29 - Quizvraag

Wie was de leider van de Sovjet-Unie tijdens de Tweede Wereldoorlog?
A
Josef Stalin
B
Heinrich Himmler
C
Adolf Hitler
D
Anton Mussert

Slide 30 - Quizvraag

Deze paragraaf gaat over de Duitse bezetting en de Jodenvervolging.
Het verhaal van Anne Frank past hier goed bij, want:
A
haar vader gaf in 1947 haar dagboek uit onder de titel Het Achterhuis.
B
ze kwam in 1933 met haar ouders en haar zus naar Nederland.
C
ze stierf in maart 1945 aan een ziekte in een concentratiekamp.
D
ze was met haar familie uit Duitsland gevlucht omdat ze joden waren.

Slide 31 - Quizvraag

De bezetting van Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog begon met
A
De vlucht van de regering naar Engeland
B
Het bombardement op Rotterdam
C
De Duitse inval op 10 mei 1940
D
De deporatie van Nederlandse Joden

Slide 32 - Quizvraag

Dit is een voorbeeld van
A
Nationalisme
B
Holocaust
C
Propaganda
D
Antisemitisme

Slide 33 - Quizvraag

Japan was bondgenoten met:
A
Duitsland en de VS
B
De VS, Frankrijk en Engeland
C
Rusland
D
Duitsland en Italië

Slide 34 - Quizvraag

De partij van Hitler was de .........
A
Nationaal-socialistische partij
B
Liberale partij
C
Sociaal-democratische partij
D
Communistische partij

Slide 35 - Quizvraag

Welke zin over fascisten is NIET waar?
A
Ze houden van geweld
B
Ze willen 1 sterke leider
C
Ze willen graag alles in overleg doen
D
Ze houden van uniformen

Slide 36 - Quizvraag

Propaganda is.........
A
Een wapenstilstand
B
1 man die het land regeert
C
Politieke reclame
D
Een lid van de partij van Hitler

Slide 37 - Quizvraag

In welk jaar werd Hitler gekozen tot Rijkskanselier (minister-president) van Duitsland?
A
1932
B
1933
C
1934
D
1935

Slide 38 - Quizvraag