Fa classe 1 Chapitre 6 grammaire GL

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Les bienvenus chers élèves!

Chapitre 6 af (online en antwoorden in boek)

Journal des enfants (via opdrachten) af en ingeleverd (nog niet ingeleverd door Mees, Noor, Florian, Thieme, Joaquim, Olivier, Willem, Noor, Matthé, Fabio!

Toetsstof Chapitre 6 GL

Toets chapitre 6: 

Leren woorden NF/FN blz. 78/79 

Leren phrases-clés C + G blz. 80 NF 

Leren grammaire D en H blz. 81 NF/FN + 

Oefen met SLIM stampen en maak Bilan (oefentoetsen) via elo/magister. Herhaal ook de oef: 13, 14, 16, 17, 18, 19, 21, 22, 25, 26, 27, 28, 30, 31, 33 Succes!!!

Vragen stellen????

Zin zonder vraagwoord: stem omhoog:

On va au magasin.

On va au magasin?

Zin met vraagwoord:

Vraagwoord achteraan of vooraan --> zoals in phrases-clés leren!

Tu habites où?  Comment tu t'appelles?

Hoe vraag je in het Frans:
Hoe gaan we naar het café?

Hoe vraag je in het Frans:
Waar woon jij?

Hoe vraag je in het Frans:
Is het ver?

Doornemen phrases-clés C blz. 80

Boek erbij!

Excusez-moi, vous pouvez m'aider?  Oui, bien sûr.

Je cherche la gare. C'est tout droit et ensuite à gauche.

Vous pouvez répéter? Oui, bien sûr

C'est loin?  Non, c'est à 15 minutes à pied.

Alors, on y va en bus.

Doornemen phrases-clés G blz. 80

Boek erbij!

Tu habites où?  J'habite à Paris. 

Tu aimes Paris?    Oui, parce que c'est une grande ville.

On va boire quelque chose? Oui, on va aller à une terrasse.

Dans mon quartier, il y a un café.

Comment on va au café?  On va au café à pied.

Qu'est-ce qu'on va faire après? On va jouer à la console.

 

Grammaire H blz. 81

Aller = gaan   (onregelmatig ww net zoals être / avoir)

Je vais             ik ga

tu vas               jij gaat

il/elle/on va   hij/zij/men gaat

nous allons   wij gaan

vous allez       u gaat / jullie gaan

ils/elles vont  zij gaan

Vorm aller + infinitief = iets dat je gaat doen

Je vais aller à Paris

Tu vas acheter un cadeau.

Il va parler français.

Nous allons visiter Nice.

Vous allez jouer à la console.

Ils/elles vont regarder un film.

Welke zin klopt niet? (1 x)

1. Tu vas chercher la gare.
2. On allons visiter Rome.
3. Vous allez parler anglais.
4. Ils vont aider la fille.

Geef bevestigend antwoord (begin de zi met Oui, ...)in het Frans (hele zin) op de volgende vraag:
Tu vas à Paris?

Geef bevestigend antwoord (begin de zi met Oui, ...)in het Frans (hele zin) op de volgende vraag:
Elles vont acheter un cadeau?

Vul de juiste vorm van 'aller' in. Noteer alleen de vorm van het ww. aller:
Il ..... en France.

Vul de juiste vorm van 'aller' in. Noteer alleen de vorm van het ww. aller:
Vous ..... en vacances.

Vul de juiste vorm van 'aller' in. Noteer alleen de vorm van het ww. aller:
Je ..... au cinéma.

Questions?