Vragend en ontkenned maken

• Engels
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Vragend en ontkenned maken

Vragend maken

Als er in de zin een vorm van to be staat, zet je dat woord voorraan om er een vraagzin van te maken

Bv: He is tall. Is he tall?

Vragend maken

In alle andere gevallen gebruik je do, does of did

Do = tegenwoordige tijd (I, you, we, they)

Does = tegenwoordige tijd (He, she, it)

did = verleden tijd

In alle gevallen gebruik je het hele werkwoord in de zin

Bv: He liks ice. Does he like ice?

She talked a lot. Did she talk a lot?

Ontkennend maken

Ontkennend maken is bijna hetzelfde

Bij een vorm van to be zet je not erachter

Bv: She is happy. She is not happy.

Ontkennend maken

Bij andere werkwoorden gebruik je weer do, does of did alleen voeg je not toe tussen het hulpwerkwoord en het hoofdwerkwoord

Bv: They play soccer. They do not play soccer

Kies de juiste vragende zin:
They were happy with the results.

1. Do they were happy with the results?
2. They were happy with the results?
3. Does they were happy with the results?
4. Were they happy with the results?

Kies de juiste vragende zin:
He has a new car.

1. Does he has a new car?
2. Does he have a new car?
3. Do he has a new car?
4. Has he a new car?

Maak van deze zin een vragende zin:
The children are playing outside.

Maak van deze zin een vragende zin:
They went to the concert last night.

Kies de juiste ontkennende zin:
She likes playing tennis.

1. She not like playing tennis.
2. She does not like playing tennis.
3. She do not like playing tennis.
4. Does she not like playing tennis.

Kies de juiste ontkennede zin:
They are visiting the museum.

1. Are they not visiting the museum.
2. They not visiting the museum.
3. They are not visiting the museum.
4. The do are not visiting the museum.

Maak van deze zin een ontkennende zin.
We will go to the beach tomorrow.

Maak van deze zin een ontkennende zin.
She is cooking dinner.

Zijn er nog vragen?