Past Perfect

• Engels
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 4

Past Perfect (voltooid verleden tijd)

1. Ik weet hoe ik de past perfect kan maken.

2. Ik kan zelf een zin met de past perfect maken.

3. Ik ken de signaalwoorden van de past perfect.

Gebruik:

• Je gebruikt de past perfect om aan te geven dat iets al eerder is gebeurd dan iets anders.
• Je maakt de past perfect met               had + voltooid deelwoord (3de rijtje) 

Sarah had just got home when I phoned her. 

When I arrived at the party Tim had already left.

I had been an intern for six months.

• De past perfect staat vaak samen met de past simple (verleden tijd). De past simple geeft dan aan wat er eerst gebeurd is. 

I bought a new watch because I had lost my old one.

When he was thirty, he had already written six books. 

Past simple

past perfect

bought

had given

walked

had walked

had driven

danced

had danced

Signaalwoordjes

In de zinnen met de past perfect staat vaak een van de volgende signaalwoordjes: after, before, when, as soon as.

After I had eaten breakfast, I still felt hungry.

As soon as I'd saved enough money, I bought a ring.

He ....... (to be) a wonderful guitarist. He had been playing ever since he was a teenager.

1. had been
2. was

Before I knew it, she............ (to run) out the door.

1. ran
2. had run

When George.......(to die), he and Anne .......(to be) married for nearly fifty years.

1. died; had been
2. had died; were

After Sofie .......... (to finish) her work, she ......... (go) to lunch.

1. had finished; went
2. finished; had went

Harold ..... (to know) about it for a while.

1. had known
2. knew

Gebruik, aanvulling:

Je gebruikt de past perfect ook bij een indirecte rede.

Je geeft dan aan wat iemand anders zegt.

Alex said that he hadn't read the book.

Lucas mentioned that Willow had bought a new game.

Maak zelf een zin met alleen de past perfect.

Maak een zin met zowel de past simple als de past perfect.

Review time:

1) Ik weet hoe ik de past perfect kan maken.

Ja

Nee

Een beetje

2) Ik kan zelf een zin met de past perfect maken.

Ja

Nee

Een beetje

3) Ik ken de signaalwoorden van de past perfect.

Ja

Nee

Een beetje

Schrijf je vraag op.
Heb je geen vraag? Dan beantwoord je de vraag.