Les 6

Welkom
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen
Lezen 

Cursus 7 Spelling §4 meervoud 


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Spelling
Herhaling

Slide 5 - Tekstslide

Verander de zin, zodat het citaat vooraan in de zin staat.
De voetbaltrainer riep: ‘Speel de bal door naar Djamilla!’

Slide 6 - Open vraag

Verander de zin, zodat het citaat vooraan in de zin staat.
De orthodontist zei: ‘Je beugel mag er over een maand uit.’

Slide 7 - Open vraag

Verander de zin, zodat het citaat achteraan staat.
‘Ik wil die broek graag even passen’, zei Morris tegen de verkoper.

Slide 8 - Open vraag

Verander de zin, zodat het citaat achteraan staat.
‘Ik kan me daar niets van herinneren’, sprak de minister.

Slide 9 - Open vraag

Meervoud
Veel zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud op -en.

  • Lamp -> lampen
  • Bord -> borden
  • Mes -> messen

Slide 10 - Tekstslide

Lastiger meervoud van zelfstandige naamwoorden
  • Een trema toevoegen bij -ee: idee +en > ideeën

  • Een trema toevoegen bij -ie: knie +en > knieën

  • um vervangen door a: gymnasium > gymnasia

  • us vervangen door i: historicus > historici

Slide 11 - Tekstslide

Meervoud op -en
Veel zelfstandige naamwoorden eindigen op -en.

  • Soms moet je alleen -en achter het woord plakken (lamp)
  • Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen (klas)
  • Soms moet je een e,a,o of u weghalen (schaar)
  • Soms moet je een -f veranderen in een -v. (brief)
  • Soms moet je een -s veranderen in een -z. (huis)

Slide 12 - Tekstslide

znw die eindigen op -ee

in het meervoud + -ën


idee:      ideeën

zee:     zeeën

Slide 13 - Tekstslide

Lastig -> klemtoon!!
  • Woorden die eindigen op een onbeklemtoonde -ie krijgen een meervoud met -iën.

  • Woorden die eindigen op een beklemtoonde -ie krijgen een meervoud met -ieën.

Slide 14 - Tekstslide

De klemtoon bij -ie
Als het enkelvoud eindigt op -ie, 
dan maak je het meervoud met -ën of -n.

industrie -> industrieën
Bacterie -> bacteriën

Slide 15 - Tekstslide

Meervoud op -s
Soms gebruik je een -s.

  • Achter het woord -s zetten:  tafels
  • Laatste letter is een klinker (a, o, u, i, y):  agenda's
  • Achter een afkorting: BMW's


Slide 16 - Tekstslide

znw die eidigen op -a, -i, -o, -u + -y

+  's voor de goede uitspraak:

  • oma's        ski's           radio's           paraplu's
  • Let op: jockeys; door e(a,u) voor y

+ s zonder apostrof

  • repetities, cafés, dictees, douches, cadeaus


Slide 17 - Tekstslide

znw die eidigen op -man (beroepen)

in het meervoud -lieden of -lui


- timmerman:   timmerlieden of timmerlui

- zakenman: zakenlieden of zakenlui 


Slide 18 - Tekstslide

Wat is het meervoud van: hobby

Slide 19 - Open vraag

Het meervoud van porie is:
A
porien
B
pories
C
porieën
D
poriën

Slide 20 - Quizvraag

Het meervoud van paragrafen
A
paragrafen
B
paragraven
C
paragraaven
D
paragraafen

Slide 21 - Quizvraag

Het meervoud van accu is:
A
accus
B
accu's
C
accuus
D
accuu's

Slide 22 - Quizvraag

Het meervoud van giraf is
A
giraffen
B
giraffes
C
girafje
D
giraffe

Slide 23 - Quizvraag

Het meervoud van DVD
A
dvden
B
dvds
C
dvd's

Slide 24 - Quizvraag

wat is het meervoud van categorie
A
categoriën
B
categorieën

Slide 25 - Quizvraag

Het meervoud van dag
A
dags
B
dagen
C
dages
D
daagen

Slide 26 - Quizvraag

wat is het meervoud van idee
A
ideën
B
ideeën

Slide 27 - Quizvraag

Het meervoud van stijl
A
stijlen
B
stijls
C
stijles

Slide 28 - Quizvraag

wat is het meervoud van genie
A
geniën
B
genieën

Slide 29 - Quizvraag

Het meervoud van crisis
A
crisissen
B
crissen
C
crisses
D
crises

Slide 30 - Quizvraag

wat is het meervoud van zee
A
zeeën
B
zeën

Slide 31 - Quizvraag

Het meervoud van schip
A
schippen
B
schips
C
schepen
D
scheepen

Slide 32 - Quizvraag

Aan de slag
Cursus 7 §4 Meervouden
opdracht 3, 4, 5C, 6C

Slide 33 - Tekstslide