December 2022

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Begeleidingsuur Engels

8.45 - 9.25 uur

Wat heb je nodig?

- Chromebook

- Pen/potlood

- Werkboek Engels

Lesdoel

Ik ...

... leer de woordjes van hoofdstuk 2 schrijven via WRTS.

... weet hoe en wanneer de past continuous wordt gebruikt.

... weet wat de verschillende hulpwerkwoorden (modals) betekenen.

Heb je nog huiswerk deze week of toetsen binnenkort?
Wat wil je zelf graag oefenen?

Wat vind je nog moeilijk?

- Zinnen

- Woordjes

- Grammatica/werkwoorden

- Lezen

- Luisteren

- Schrijven

- Spreken

Manieren om Engels te leren 

- Lees Engelse boeken, strips.

- Bekijk Engelse films/series zonder ondertiteling.

- Luister en zing Engelse liedjes. 

- Leer elke dag 10 minuten en maximaal 10 woorden/zinnen.

- Maak een planning, begin op tijd!

- Flashcards, Mindmap met plaatjes of tekeningen.

- Luister, lees, zeg, schrijf. 

- Quizlet, Slim stampen, WRTS.

- Oefen samen, laat je overhoren.

Vandaag:

- Zinnen en woorden leren d.m.v.: Quizlet

- Grammatica klas 2 oefenen

   

Vandaag:

- Huiswerk doornemen (pré-teaching)

- Woordjes leren d.m.v. mindmap

- Grammatica oefenen

   

Huiswerk doornemen

Wat moet je leren/maken?

Mindmap stap 1: groeperen

1. Pak een gekleurd(e) potlood/stift. Kleur alles dat je in je koffer kunt stoppen (baggage).

2. Pak een andere kleur potlood/stift. Kleur alle vakantie activiteiten.

3. Pak een andere kleur potlood/sitft. Kleur alle woorden die met het weer te maken hebben. 

4. Pak een andere kleur potlood/sitft. Kleur alle plekken waar je kunt overnachten (camping, hotel etc.)
5. Pak een andere kleur potlood/stift.  Kleur alle werkwoorden ie nog niet gekleurd zijn (bijvoorbeeld: to board)

Mindmap stap 2: inrichten

1. Maak het begin van je mindmap. In het midden zet je: Chapter 1 holiday times

2. Maak in elk geval 5 gekleurde takken met de kleuren die je bij de vorige stap gebruikte. 

3. Schrijf bij elke tak één van deze categorieën: baggage (luggage), vakantie activiteiten (holiday activities), het weer (the weather), plekken om te overnachten (places to stay), werkwoorden (verbs)

4. Schrijf de gemarkeerde woorden onder de juiste categorie. 

Mindmap stap 3: betekenis geven

Geef elk woord een bijpassende kleur of maak een bijpassende tekening. 

Past continuous

Gebruik: wanneer iets in het verleden langere tijd duurde, of tegelijk met iets anders gebeurde.

Voorbeeld: They were doing their homework when someone knocked on the door.

Regel: was/were + ww + ing

Zet in de past continuous:
We ...... (to play) in a nice field.

Zet in de past continuous:
You ...... (to drive) to Austria.

Zet in de past continuous:
She ...... (to talk) to me when i fell on the floor.

Zet in de past continuous:
She ...... (to play) tennis from 4 till 6.

Zet in de past continuous:
I ...... (to read) the newspaper when i heared a strange noise.

Modals (hulpwerkwoorden)

Can = kunnen/willen

Could = zouden kunnen/willen (beleefd) 

Should = zouden moeten (advies, geen verplichting)

Must = zouden moeten (advies, geen verplichting)

Have to = moeten (verplichting)

He is very tall, so he ...... play basketball.

1. should
2. can
3. could

My sister _________ clean her room. It's a mess in there.

1. can
2. could
3. should

Can/should/could.
I'm sorry I ... (not) help you today.

1. Couldn't
2. Can't
3. Shouldn't

Can/should/could.
I ... (not) open the door because it was locked.

1. Couldn't
2. Can't
3. Shouldn't

Can/should/could.
John ... play the piano.

1. Can
2. Should
3. Could

WRTS

Schrijf de woorden van hoofdstuk 2 op de juiste manier.

WRTS

Leer de irregular verbs goed te schrijven.

Lesdoel check

Ik ...

... leer de woordjes van hoofdstuk 2 schrijven via WRTS.

... weet hoe en wanneer de past continuous wordt gebruikt.

... weet wat de verschillende hulpwerkwoorden (modals) betekenen.

(Les) doel check

Ik kan Quizlet en WRTS gebruiken om de woorden van hoofdstuk 2 te leren. 

Ik weet hoe en wanneer ik de past continuous gebruik.

Wat wil je nog vragen?

Waar wil je de volgende keer mee oefenen?
Kies uit: Woorden, zinnen, grammatica, lezen, luisteren, schrijven, spreken

Opruimen

Stoelen op tafel

Ramen dicht

Scherm omhoog