Geen of niet

Geen of niet
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Geen of niet

Slide 1 - Tekstslide

8.9 Grammatica  
een - geen

Slide 2 - Tekstslide

 Grammatica  

Slide 3 - Tekstslide

Wil jij een kop koffie?
Nee, ik wil...
A
geen kop koffie.
B
niet koffie.
C
geen een kop koffie.
D
niet een kop koffie.

Slide 4 - Quizvraag

Hebben jullie een leuke dag?
Nee, we hebben...
A
niet een leuke dag.
B
een leuke dag.
C
geen leuke dag.
D
niet leuke dag.

Slide 5 - Quizvraag

Heeft u mooie schoenen gevonden?
Nee, ik heb...
A
niet mooie schoenen gevonden.
B
schoenen gevonden.
C
mooie schoenen gevonden.
D
geen mooie schoenen gevonden.

Slide 6 - Quizvraag

Loopt hij daar?
Nee, hij...
A
loopt daar niet.
B
loopt geen.
C
loopt daar.
D
geen loopt daar.

Slide 7 - Quizvraag

Vraagt hij om meer geld?
Nee, hij...
A
vraagt om meer geld.
B
vraagt om geen meer geld.
C
geen vraagt om meer geld.
D
vraagt niet om meer geld.

Slide 8 - Quizvraag

Lust jij vlees?
Nee, ik lust...
A
niet vlees.
B
wel vlees.
C
geen vlees.
D
een vlees.

Slide 9 - Quizvraag

Rijdt de trein vandaag?
Nee, er rijdt...
A
niet een trein.
B
geen trein vandaag.
C
niet trein vandaag.
D
een trein vandaag.

Slide 10 - Quizvraag

Wil jij een appel?
Nee, ik wil...
A
geen appel.
B
een appel.
C
niet appel.
D
niet een appel.

Slide 11 - Quizvraag

Heb je griep?
Nee, ik heb...
A
niet griep.
B
niet een griep.
C
de griep.
D
geen griep.

Slide 12 - Quizvraag

Vind je school leuk?
Nee, ik vind...
A
school leuk.
B
school niet leuk.
C
geen school leuk.
D
niet school leuk.

Slide 13 - Quizvraag

Kijk jij vaak televisie?
Nee, ik kijk...
A
niet vaak televisie.
B
geen televisie.
C
vaak niet televisie.
D
niet televisie.

Slide 14 - Quizvraag

Begrijp jij de les?
Nee, ik begrijp...
A
niet de les.
B
de les geen.
C
geen les.
D
de les niet.

Slide 15 - Quizvraag

Kan hij morgen komen?
Nee, hij kan...
A
morgen niet komen.
B
geen komen morgen.
C
niet morgen komen.
D
morgen geen komen.

Slide 16 - Quizvraag

Vind jij tomaten lekker?
Nee, ik vind...
A
tomaten lekker.
B
tomaten niet lekker.
C
geen tomaten lekker.
D
geen lekker.

Slide 17 - Quizvraag

Lopen jullie naar school?
Nee, wij lopen
A
niet naar school.
B
niet.
C
geen naar school.
D
naar school niet.

Slide 18 - Quizvraag

Wij hebben niet/geen huisdieren.
A
niet
B
geen

Slide 19 - Quizvraag

Sofie eet niet/geen ontbijt.
A
geen
B
niet

Slide 20 - Quizvraag

Joop vindt vis geen/niet lekker.
A
geen
B
niet

Slide 21 - Quizvraag

Tom houdt geen/niet van zwemmen.
A
geen
B
niet

Slide 22 - Quizvraag

Wij hebben geen/niet tuin.
A
geen
B
niet

Slide 23 - Quizvraag

Die jongen is geen/niet groot.
A
geen
B
niet

Slide 24 - Quizvraag

Marie drinkt geen/niet koffie.
A
geen
B
niet

Slide 25 - Quizvraag

De deur is geen/niet op slot.
A
geen
B
niet

Slide 26 - Quizvraag

Het meisje heeft geen /niet bril.
A
geen
B
niet

Slide 27 - Quizvraag

De kat is geen/niet grijs.
A
geen
B
niet

Slide 28 - Quizvraag

Hij drinkt geen/niet melk.
A
geen
B
niet

Slide 29 - Quizvraag

Ali vindt soep geen/niet lekker.
A
geen
B
niet

Slide 30 - Quizvraag