H4 Woche 47 Modalverben + Konjunktiv II + Lektion 2

Herzlich willkommen
Woche 47
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Herzlich willkommen
Woche 47

Slide 1 - Tekstslide

Die Planung dieser Woche
- Studiewijzer
- Die Hausaufgaben besprechen
- Wiederholung: die Modalverben
- Aufgabe 8-10 (Seite 63)
- Aufgabe 3 & 4 (Wortschatz + Lesefertigkeit)

Slide 2 - Tekstslide

Studiewijzer & Planung des Blocks

Slide 3 - Tekstslide

Die Hausaufgaben
Ticket nach Berlin

Slide 4 - Tekstslide

die Modalverben

Slide 5 - Tekstslide

Modalverben
Üben mit

Slide 6 - Tekstslide

Wat zijn Modalverben?
 Dit zijn werkwoorden die in een zin aangeven met welk gevoel iets gebeurt. 
In het Duits zijn dit de woorden dürfen, können, mögen, müssen, sollen, wollen en wissen. 

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 1
Wat weet je nog?

Slide 8 - Tekstslide

Wat betekent dürfen ?

Slide 9 - Open vraag

Wat betekent können ?

Slide 10 - Open vraag

Wat betekent mögen ?

Slide 11 - Open vraag

Wat betekent möchten ?

Slide 12 - Open vraag

De tweede letter verandert naar welke letter?

dürfen, können, mögen
Dure konijnen mogen aaien
A
i
B
u
C
e
D
a

Slide 13 - Quizvraag

De tweede letter van het werkwoord müssen verandert ook.

Naar welke?
Mus uitlaten
A
a
B
u
C
i
D
e

Slide 14 - Quizvraag

Opdracht 2
Zoek de goede vorm

Slide 15 - Tekstslide

Warum ...... (können) du morgen nicht kommen?
A
könnst
B
kanst
C
kannst
D
kan

Slide 16 - Quizvraag

Wie lange ....... (dürfen) ihr bleiben?
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürftet

Slide 17 - Quizvraag

Weißt du, ob er Spinat ....... (mögen).
A
mag
B
magt
C
mög
D
mögt

Slide 18 - Quizvraag

Herr Lehrer, das ...... (können) Sie doch nicht machen.
A
kannen
B
können
C
konnen
D
könnt

Slide 19 - Quizvraag

Er ....... (dürfen) bis 12 Uhr ausgehen.
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürf

Slide 20 - Quizvraag

Ich will etwas für euch kaufen. ...... (mögen) ihr Gummibärchen?
A
magt
B
mögt
C
mögen
D
mag

Slide 21 - Quizvraag

Opdracht 3
Zet elk werwoord op de juiste plek

Slide 22 - Tekstslide

Ich ........... um 22 Uhr zu Hause sein.
Nein, Ich .................. noch nicht in die Disko gehen.
Ich ................ sehr gut schwimmen
Ich ............. Eis
darf
muss
kann
mag

Slide 23 - Sleepvraag

Opdracht 4
Zet elk werkwoord op de juiste plek

Slide 24 - Tekstslide

ich
du
er sie es
wir
ihr
sie Sie
möchtest
möchte
möcht
möchten
möchtet
möchte

Slide 25 - Sleepvraag

Hip hip Hurraa!
Du bist Großartig! Gut gemacht! 

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Wat is het verschil in betekenis tussen 'müssen' en 'sollen'?

Slide 28 - Open vraag

Slide 29 - Tekstslide

Aufgabe 8-10 (Seite 63)
Fertig? Mach Aufgabe 3 & 4 (Seite 59-60)

Slide 30 - Tekstslide

Die Vokabeln
Lektion 2

Slide 31 - Tekstslide

Konjunktiv II
Aufgabe 11 korrigeren

Aufgabe 12 --> Hausaufgaben

Gibt es noch Fragen?


Slide 32 - Tekstslide

Aufgabe 3 & 4 (Seite 59-60)
Wortschatz + Lesefertigkeit

Slide 33 - Tekstslide

Hören
Aufgabe 5: Macken

Slide 34 - Tekstslide