26-5 B1U Verkleinwoorden en meervoudquiz

Welkom

Spellingsalarm
Nederlands
Wat heb je nodig?
1. Leesboek 
2. Agenda
5. Laptop
timer
2:30
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Spellingsalarm
Nederlands
Wat heb je nodig?
1. Leesboek 
2. Agenda
5. Laptop
timer
2:30

Slide 1 - Tekstslide

Planning vandaag 26 mei 2023
  1. 10 minuten lezen;
  2. Terugblik vorige les;
  3. Uitleg over spellingsalarm;
  4. Huiswerkcheck;
  5. Zelfstandig werken aan opdrachten over spellingsalarm;
  6. Quiz;
  7. Afsluiting.

Slide 2 - Tekstslide

timer
10:00
10 minuten in stilte zelfstandig lezen.

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik - Stappenplan zinsontleding
Terugblik vorige les

Verkleinwoorden. 
Het leerdoel was:  ik kan verkleinwoorden spellen.

Slide 4 - Tekstslide

Aantekeningen maken

Slide 5 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van de les kan ik woorden die hetzelfde klinken goed spellen en verkleinwoorden goed spellen.

Slide 6 - Tekstslide

Welke woorden ken je die hetzelfde klinken, maar anders worden geschreven?

Slide 7 - Woordweb

Huiswerk
af voor de les van volgende week vrijdag


Cursus 7 § 5 Spellingsalarm opdr. 1 t/m 15.
 
Probeer minimaal 70% te behalen.

Slide 8 - Tekstslide

Werken aan opdrachten
Lees
De theorie (groene blok) en de opdrachten goed.
Maak
Maak online van cursus 7 Spelling §5 Spellingsalarm opdr. 1 t/m 15 online.
Probeer minimaal 70% te behalen.
Hoe
In de methode voor Nederlands, je mag fluisterend overleggen met je schoudermaatje en vragen stellen aan je docent.
Tijd
Tot de docent het aangeeft.
Klaar?
Laat je werk zien aan de docent, daarna flexen.
Huiswerk
Bovenstaande opdrachten.

Slide 9 - Tekstslide

Nu kan ik..
woorden die hetzelfde klinken goed spellen.

Reflecteer voor jezelf.
timer
3:00

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Verkleinwoorden
A
display'tje
B
displaytje

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een verkleinwoord?
A
minder
B
weinig
C
oranje
D
boekje

Slide 13 - Quizvraag

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van de kano?
A
kano'tje
B
kanotje
C
kanoo'tje
D
kanootje

Slide 14 - Quizvraag


Een verkleinwoord is altijd een ..... ?
A
bijvoeglijk naamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
lidwoord

Slide 15 - Quizvraag

verkleinwoorden

1. stemmetje is het verkleinwoord van stem.
2. blaadje is het verkleinwoord van blad.
A
1 = goed 2 = niet goed
B
1= niet goed 2 = goed
C
1 = goed 2 = goed
D
1 =niet goed 2 = niet goed

Slide 16 - Quizvraag

Verkleinwoord van:
café
A
cafétje
B
café'tje
C
cafetje
D
cafeetje

Slide 17 - Quizvraag

Verkleinwoorden
A
jongetje - verzamelingetje - bodemmetje
B
jongentje - verzamelinkje - bodempje
C
jongetje - verzamelingetje - bodempje
D
jongentje - verzamelingetje - bodempje

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het meervoud?
A
machine
B
machientjes
C
machines
D
machine's

Slide 19 - Quizvraag

meervouden

Wat is het meervoud van technologie?
A
technologies
B
technologieën
C
technologiën
D
technologieeën

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het meervoud?
A
pannenkoek
B
pannenkoeken
C
koekenpannen
D
koekenpanen

Slide 21 - Quizvraag

meervouden

Wat is het meervoud van idee?
A
idees
B
ideeen
C
ideeën
D
ideën

Slide 22 - Quizvraag

Meervoud
A
taxis
B
taxi's
C
taxies
D
taxie's

Slide 23 - Quizvraag

Meervoud
A
mavo's
B
mavos

Slide 24 - Quizvraag

Meervoud van:
haar
A
haren
B
haaren

Slide 25 - Quizvraag

Meervoud: wat is het meervoud van piano?
A
pianos
B
pianoos
C
piano's
D
pianoo's

Slide 26 - Quizvraag

Fijn weekend!

Slide 27 - Tekstslide