LJ 2 - SO 3.1 & 3.2

Mens & Maatschappij
SO 3.1 & 3.2
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Mens & Maatschappij
SO 3.1 & 3.2

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 3.1

Slide 2 - Tekstslide

Sleepvragen

Slide 3 - Tekstslide

Zet de zinnen in de goede kolom. Is het een oorzaak of een gevolg? 
Oorzaak
Gevolg



_
A. De geallieerden stopten de handel met Nederland
B In Nederland is weinig aandacht voor de Eerste Wereldoorlog.
C. In Nederland kwamen mensen om door honger
D. In Nederland werd niet gevochten

Slide 4 - Sleepvraag

Open vragen

Slide 5 - Tekstslide

Noteer het juiste begrip bij de omschrijving.

plaats waar gevochten wordt

Slide 6 - Open vraag

Noteer het juiste begrip bij de omschrijving.

ondemocratische regering

Slide 7 - Open vraag

Bekijk bron 1.

Welk begrip uit dit hoofdstuk past bij deze foto?

Slide 8 - Open vraag

Lees bron 2.

Vergelijk de verschillende partijen die tegen elkaar vochten tijdens de Eerste Wereldoorlog met de verschillende partijen die tegenover elkaar staan in de oorlog in Oekraïne in 2022. Noteer minstens twee verschillen.

Slide 9 - Open vraag

Zet de volgende gebeurtenissen in de goede volgorde.

Doe het zo (voorbeeld):
A - B - C - D

Slide 10 - Open vraag

Bekijk bron 3.

In de Eerste Wereldoorlog waren alle partijen bezig met propaganda. Een voorbeeld daarvan zie je in bron 3. Leg met een bronelement uit dat deze bron over propaganda gaat.

Slide 11 - Open vraag

Noteer twee nieuwe wapens die in de Eerste Wereldoorlog voor het eerst echt gebruikt werden.

Slide 12 - Open vraag

Meerkeuze vragen

Slide 13 - Tekstslide

Welke uitspraak is juist?
A
Door de Eerste Wereldoorlog stierven er meer dan 10 miljoen mensen
B
Door de wapenwedloop ontstond industrialisatie.
C
Door het militarisme kregen veel landen een leger.
D
Door nationalisme ontstonden meer nationaliteiten.

Slide 14 - Quizvraag

Welk land hoorde tijdens de Eerste Wereldoorlog bij de Centralen?
A
Frankrijk
B
Groot-Brittannië
C
Oostenrijk-Hongarije
D
Rusland

Slide 15 - Quizvraag

Aan welke kant stond Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog?
A
aan de kant van de centralen
B
aan de kant van de geallieerden
C
aan geen enkele kant; Nederland was meteen bezet door Duitsland
D
aan geen enkele kant; Nederland was neutraal

Slide 16 - Quizvraag

Paragraaf 3.2

Slide 17 - Tekstslide

Sleepvragen

Slide 18 - Tekstslide

Maak de juiste combinaties. 
Hoe de samenleving eruit moet zien

Mussolini

als de overheid volledig heerst over de maatschappij

Hitler

facisme
totalitair
ideologie
nationaalsocialisme

Slide 19 - Sleepvraag

Open vragen

Slide 20 - Tekstslide

Noteer het juiste begrip bij de omschrijving.

aankoop van goederen

Slide 21 - Open vraag

Noteer het juiste begrip bij de omschrijving.

afkorting van nationaalsocialist

Slide 22 - Open vraag

Bekijk bron 1.

Jessy besluit om de laptop te kopen en in drie jaar terug te betalen. Welk begrip hoort daarbij?

Slide 23 - Open vraag

Duitsland moest in 1919 het Verdrag van Versailles ondertekenen.

Noteer twee bepalingen uit het Verdrag van Versailles die nadelig waren voor Duitsland.

Slide 24 - Open vraag

Bekijk bron 2 en 3.

Tijdens de Vrede van Versailles werd bepaald dat er nieuwe landen kwamen. Veel volken wilden een eigen land. Maak duidelijk dat het daarom opvallend is dat er landen als Tsjechoslowakije en Joegoslavië ontstonden.


Slide 25 - Open vraag




Slide 26 - Open vraag

Bekijk bron 4.

Veel werklozen waren niet blij met dit gratis fietsplaatje, ook al hoefden ze geen fietsbelasting te betalen. Geef hiervoor een uitleg.

Slide 27 - Open vraag

De Gestapo, de geheime staatspolitie in nazi-Duitsland, speurde mensen op die een andere mening hadden. Deze mensen werden vaak gemarteld om schuld te bekennen. Maar de mensen in Duitsland protesteerden bijna niet tegen de Gestapo.

Geef hiervoor een verklaring.

Slide 28 - Open vraag

Meerkeuze vragen

Slide 29 - Tekstslide

Van welk land was Mussolini de leider?
A
Duitsland
B
Frankrijk
C
Italië
D
Oostenrijk-Hongarije

Slide 30 - Quizvraag

Wat was het grote verschil tussen het nationaalsocialisme van Hitler en het fascisme van Mussolini?
A
Het nationaalsocialisme was gewelddadig, het fascisme niet
B
Het nationaalsocialisme was nationalistisch, het fascisme niet.
C
Het nationaalsocialisme was niet democratisch, het fascisme wel
D
Het nationaalsocialisme was racistisch, het fascisme niet

Slide 31 - Quizvraag

Einde toets
Controleer goed of je alle vragen hebt beantwoord.

Slide 32 - Tekstslide