Week 24 Nieuwsbegrip woordenschat B

Week 24 - Woordenschat B
Gouden Koets
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenMiddelbare schoolBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Week 24 - Woordenschat B
Gouden Koets

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Script 
Een begroting is een voorlopige berekening of inschatting van de kosten. Een begroting maak je bijvoorbeeld als je dit jaar op vakantie wil gaan of als je wil gaan verbouwen in huis. Een begroting geeft een beeld van hoeveel geld iets gaat kosten. Met een begroting kun je dus inschatten hoeveel geld je nodig hebt of nog moet sparen. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Script
Als je een huis gaat verbouwen, moet je rekening houden met de omliggende huizen en hun bewoners, vanwege overlast. Omliggend betekent in de omgeving of aangrenzend. De omliggende huizen staan in de omgeving van jouw huis of aan grenzen aan jouw huis. Bewoners van die omliggende huizen kunnen dus last krijgen van bijvoorbeeld herrie als je gaat verbouwen. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Script
Tijdens een verbouwing moet je ook wel eens de knoop doorhakken of je nog langer doorwerkt of op tijd stopt. Een knoop doorhakken betekent een beslissing nemen in een lastige situatie. Aan de ene kant wil je namelijk dat de verbouwing snel klaar is, maar aan de andere kant moet je ook rust nemen zodat je niet oververmoeid raakt. Het is een knoop die je dan moet doorhakken

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Script 
Een begroting maak je dus om een berekening of inschatting te maken voor de kosten van je verbouwing. Omliggende huizen en bewoners zijn dus huizen en mensen in de omgeving en een knoop doorhakken is een beslissing nemen in een lastige situatie. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de restauratie 

Slide 6 - Tekstslide

Leg het woord uit met behulp van de drie woorden of zinnetjes: iets opknappen, maken en zoals het vroeger was. Deze noteert u elk bij een punt van de driehoek.

In de volgende drie slides wordt de drie woorden een voor een in de driehoek geplaatst.


de restauratie 
iets opknappen

Slide 7 - Tekstslide

Leg het woord uit met behulp van het woord iets opknappen
de restauratie 
iets opknappen
maken

Slide 8 - Tekstslide

Leg het woord uit met behulp van het woord maken.
de restauratie 
iets opknappen
maken
zoals het vroeger was

Slide 9 - Tekstslide

Leg het woord uit met behulp van het woord zoals het vroeger was
de begroting 

Slide 10 - Tekstslide

Leg het woord uit met behulp van het woord de berekening

de begroting 
de berekening

Slide 11 - Tekstslide

Leg het woord uit met behulp van het woord voorlopig

de begroting 
de berekening
voorlopig
van de kosten

Slide 12 - Tekstslide

Leg het woord uit met behulp van het woord van de kosten.
de traditie

Slide 13 - Tekstslide

Vraag de leerlingen waar ze allemaal aan denken bij het woord de traditie en schrijf dat rondom de traditie. Dit kunnen woorden zijn als al heel lang hetzelfde, iets van een groep mensen of iets dat hoort bij een land, of voorbeelden van tradities in Nederland, zoals oliebollen eten met oud en nieuw, beschuit met muisjes bij een geboorte,
het gesprek

Slide 14 - Tekstslide

Laat de leerlingen verschillende soorten gesprekken opnoemen, bijvoorbeeld het debat, de discussie, de dialoog, de monoloog, het interview.
uiteenlopend

Slide 15 - Tekstslide

Welke woorden zie je in de spiegel terug? (verschillend, allerlei, allerhande,…)

De komende drie slides laten een voor een de voorbeeldwoorden in de spiegel verschijnen. Probeer ook nog met de leerlingen zelf woorden te bedenken. 
uiteenlopend
verschillend

Slide 16 - Tekstslide

Welke woorden zie je in de spiegel terug? (verschillend, allerlei, allerhande,…)

Leg uit waar het woord verschillend zichtbaar is in de spiegel. 
uiteenlopend
allerlei

Slide 17 - Tekstslide

Welke woorden zie je in de spiegel terug? (verschillend, allerlei, allerhande,…)

Leg uit waar het woord allerlei zichtbaar is in de spiegel. 
uiteenlopend
allerhande

Slide 18 - Tekstslide

Welke woorden zie je in de spiegel terug? (verschillend, allerlei, allerhande,…)

Leg uit waar het woord allerhande zichtbaar is in de spiegel. 
debat
interview

Slide 19 - Tekstslide

Bedenk samen met de leerlingen welke eigenschappen alleen bij debat horen en dus in de linker cirkel staan, welke alleen bij interview horen en dus in de rechter cirkel komen en welke bij allebei horen en dus in het overlappende deel komen te staan. 
de restauratie
de sloop

Slide 20 - Tekstslide

Op de laden eronder schrijft u eigenschappen van beide begrippen. U kunt de kast samen met de leerlingen vullen. U kunt ook een rijtje eigenschappen geven, bijvoorbeeld het kapotmaken, de reparatie, weer als nieuw, niets meer van over, mooi maken, vernielen en de leerlingen in tweetallen laten bedenken welke eigenschap aan welke kant van de kast hoort. 
Woorden schatten

Slide 21 - Tekstslide

De volgende zeven slides kunt u gebruiken om de woordenkennis van leerlingen te controleren aan het einde van de les, dus nadat de leerlingen de opdrachten hebben gemaakt. Daarna begint de les van Andere tekstsoort

de restauratie
A
Dit woord zegt me niks
B
Ik herken het woord, maar weet de betekenis niet
C
Ik weet ongeveer wat dit woord betekent
D
Ik ken dit woord en kan de betekenis uitleggen of een voorbeeld geven.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ter gelegenheid van

A
Dit woord zegt me niks
B
Ik herken het woord, maar weet de betekenis niet
C
Ik weet ongeveer wat dit woord betekent
D
Ik ken dit woord en kan de betekenis uitleggen of een voorbeeld geven.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

de begroting
A
Dit woord zegt me niks
B
Ik herken het woord, maar weet de betekenis niet
C
Ik weet ongeveer wat dit woord betekent
D
Ik ken dit woord en kan de betekenis uitleggen of een voorbeeld geven.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

omliggend
A
Dit woord zegt me niks
B
Ik herken het woord, maar weet de betekenis niet
C
Ik weet ongeveer wat dit woord betekent
D
Ik ken dit woord en kan de betekenis uitleggen of een voorbeeld geven.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

uiteenlopend
A
Dit woord zegt me niks
B
Ik herken het woord, maar weet de betekenis niet
C
Ik weet ongeveer wat dit woord betekent
D
Ik ken dit woord en kan de betekenis uitleggen of een voorbeeld geven.

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

het debat
A
Dit woord zegt me niks
B
Ik herken het woord, maar weet de betekenis niet
C
Ik weet ongeveer wat dit woord betekent
D
Ik ken dit woord en kan de betekenis uitleggen of een voorbeeld geven.

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

overhandigen aan
A
Dit woord zegt me niks
B
Ik herken het woord, maar weet de betekenis niet
C
Ik weet ongeveer wat dit woord betekent
D
Ik ken dit woord en kan de betekenis uitleggen of een voorbeeld geven.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

de traditie

A
Dit woord zegt me niks
B
Ik herken het woord, maar weet de betekenis niet
C
Ik weet ongeveer wat dit woord betekent
D
Ik ken dit woord en kan de betekenis uitleggen of een voorbeeld geven.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

symbolisch
A
Dit woord zegt me niks
B
Ik herken het woord, maar weet de betekenis niet
C
Ik weet ongeveer wat dit woord betekent
D
Ik ken dit woord en kan de betekenis uitleggen of een voorbeeld geven.

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

de knoop doorhakken
A
Dit woord zegt me niks
B
Ik herken het woord, maar weet de betekenis niet
C
Ik weet ongeveer wat dit woord betekent
D
Ik ken dit woord en kan de betekenis uitleggen of een voorbeeld geven.

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Andere tekstsoort

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Video

In dit filmpje wordt de inleiding van de Andere tekstsoort hardop denkend voorgedaan. Na het filmpje kunnen de leerlingen de rest van de tekst lezen en de opdrachten op de computer doen. 

De twee vragen op de volgende dia's zijn voor na de les, zodat er gecontroleerd kan worden of de leerlingen het lesdoel hebben behaald. 
In een column worden geen meningen gegeven
A
Goed
B
Fout

Slide 34 - Quizvraag

Deze vragen kunnen gesteld worden als afsluiting van de les om te controleren of de leerlingen het lesdoel hebben behaald. 
Een column is bedoeld om...
A
een emotie los te maken
B
het gedrag van lezers te veranderen
C
vooral veel feiten te geven
D
lezers anders te laten gaan denken over het onderwerp

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tips en/of tops over deze pilot? Mail ze naar a.lotterman@cedgroep.nl

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies