la semana pasada/el mes pasado/el año pasado = vorige week/maand/jaar
el viernes (pasado) = vrijdag, afgelopen vrijdag
hace una semana = een week geleden
en 2002 = in 2002
Slide 18 - Tekstslide
Pasado:
yo
tú
él, ella, usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos, ellas, ustedes
Imperfecto
hablaba
hablabas
hablaba
hablábamos
hablabais
hablaban
Slide 19 - Tekstslide
Pasado:
yo
tú
él, ella, usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos, ellas, ustedes
Imperfecto
comía
comías
comía
comíamos
comíais
comían
Slide 20 - Tekstslide
Pasado:
yo
tú
él, ella, usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos, ellas, ustedes
Imperfecto
vivía
vivías
vivía
vivíamos
vivíais
vivían
Slide 21 - Tekstslide
Únicos irregulares
Ser
era, eras, era, éramos, (erais,) eran
Ir
iba, ibas, iba, íbamos, (ibais,) iban
Ver
veía, veías, veía, veíamos, veíais, veían
Slide 22 - Tekstslide
Welk werkwoord is niet in de Imperfecto vervoegd?
A
comía
B
hablábamos
C
habláis
D
comíais
Slide 23 - Quizvraag
Welke werkwoord hoort niet in het rijtje thuis?
A
era
B
fui
C
veías
D
iba
Slide 24 - Quizvraag
Wat zijn signaalwoorden voor de Imperfecto?
Slide 25 - Woordweb
signaalwoorden imperfecto
Voorbeelden van signaalwoorden imperfecto:
antes = vroeger
cada día/semana/mes/año = elke dag/week/maand/jaar
todos los días = elke dag
siempre = altijd
normalmente = normaal gesproken
en los años '80 = in de jaren '80
cuando tenía... años = toen ik ... jaar oud was
cuando era pequeño/a = toen ik klein was
Slide 26 - Tekstslide
Geef de indefinido/imperfecto van:
cantar ser
conducir comer
dormir escribir
decir traer
tener estar
trabajar poner
poder seguir
dar hacer
Slide 27 - Tekstslide
Un poco de nostalgia.
TB nr.1 p.29 Lea el texto
¿A qué jugaban, qué libros leían y qué veían los niños en estas épocas?
¿Y tú de niño?
Slide 28 - Tekstslide
¿Qué hacías?
¿Qué libros leías....?
Tijdsaanduidingen
A los 8 años ....
Cuando tenía 10 años ...
Cuando vivía com mis padres ...
Cuando iba al colegio ...
En los años 80 ...
Antes...
jugar - juegos
ver - películas/programas de tele
leer - libros
pasar - las vacaciones
comer - desayuno
Slide 29 - Tekstslide
TB nr.2 p.30
Un cuento antes de dormir
Rosa nos va a contar una anécdota de su infancia.
Lees de zinnen. Wat is de juiste volgorde?
Luister en vergelijk met jouw antwoorden.
10
Slide 30 - Tekstslide
Luister nogmaals en beantwoord de vragen :1.¿ Dónde estaban las niñas?
Slide 31 - Open vraag
¿Cómo era la habitación?
Slide 32 - Open vraag
3. ¿ Cuántos años tenía la hermana?
Slide 33 - Open vraag
4. ¿Cómo era el cuento?
Slide 34 - Open vraag
El ratoncito Pérez
TB nr.3b p.31
Lees de tekst over ratoncito Pérez door.
Onderstreep of markeeer met verschillende kleuren de werkwoorden die in de indefinido en imperfecto staan.
Slide 35 - Tekstslide
https:
Slide 36 - Link
De Indefinido:
geeft handelingen en gebeurtenissen aan die zich afspelen in een periode die de spreker als afgesloten beschouwt.
drukt verandering, begin of einde van een handeling uit.
wordt gegbruikt om afgesloten gebeurtenissen te beoordelen.
Zie TB 6.1.5 p.118
De Imperfecto:
beschrijft situaties en gewoontes in het verleden.
drukt het kader, de achtergrond of de omstandigheden uit.
wordt gebruikt om een handeling weer te geven die aan de gang was toen een andere handeling zich (plotseling) voordeed.
kun je een wens of verzoek beleefd formuleren.
Zie 6.2.2 en 6.3 p.119
Circunstancias/descipciones
Slide 37 - Tekstslide
De gebeurtenis of handeling staat in de Indefinido.
acontecimientos
Achtergronden, beschrijvingen en gewoontes in het verleden staan inde Imperfecto.
circunstancias, descripciones
Slide 38 - Tekstslide
Wederkerend gebruik van het werkwoord
TB p.31
Sommige werkwoorden hebben ook een wederkerende variant, met een verschil van betekenis bij wederkerend gebruik.
dormir slapen
dormirse in slaap vallen
quedar afspreken
quedarse blijven
Slide 39 - Tekstslide
Slide 40 - Tekstslide
Verkleinwoorden
TB 2.1. p.112
De uitgangen -ito/-ita (of -cito/-cita bij woorden die eindigen op -e of een medeklinker) kunnen een zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naanmwoord of bijwoord verkleinen. Ze worden gebruikt als koosnaampje of om de betekenis van een woord af te zwakken.
casa casita
abuela abuelita
pequeño pequeñito
bajo bajito
ratón ratoncito
café cafecito
poco poquito
cerca cerquita
Slide 41 - Tekstslide
Pag. 32
Slide 42 - Tekstslide
Deberes
Bestuderen TB nr. 1 t/m 5
Maken WB oef. 1 t/m 10 op p.29 t/m 32
opdracht Súperman op de portal
TT Unidad 1 y 2 op de portal
Slide 43 - Tekstslide
0
Slide 44 - Video
Actividad 2: Busca los pasados
Busca los pasados y tráducelos al holandés.
Zoek de verleden tijden en vertaal ze naar het Nederlands.