Economisch bekeken - H5.1 Inkomsten en uitgaven - KGT

5. Rondkomen (KGT)
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

5. Rondkomen (KGT)

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

  1. Inkomsten en uitgaven
  2. Vast en incidenteel
  3. Sparen en interen
  4. Budgetteren
  5. Lenen en betalen
  6. Melissa's levensloop
Wat gaan we de komende weken doen?

Slide 3 - Tekstslide

5.1. Inkomsten en uitgaven (KGT)

Slide 4 - Tekstslide

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • vertellen welke inkomsten en uitgaven een
    huishouden heeft.
  • verschillende soorten uitgaven noemen en keuzes maken.
Wat gaan we leren?

Slide 5 - Tekstslide

  • Inkomsten is alles wat je ontvangt.

  • Er zijn verschillende soorten inkomsten:
    - Inkomsten met tegenprestatie.
    - Inkomsten zonder tegenprestatie.

  • Deze inkomsten kun onderverdelen in:
    - Inkomsten uit arbeid;
    - Inkomsten in natura;
    - Inkomsten uit bezit;
    - Overdrachtsinkomen.

Inkomsten

Slide 6 - Tekstslide

  • Onze behoeften zijn onbeperkt,
     maar je kunt je geld maar één keer
     uitgeven.

  • Je moet kiezen en het
      belangrijkste gaat dan voor.
      Iedereen moet prioriteiten
      stellen
    , wordt in de economie
      gezegd.
Prioriteiten stellen

Slide 7 - Tekstslide

  • Huishoudelijke uitgaven zijn
     uitgaven voor de normale
     boodschappen voor het
     huishouden.
Huishoudelijke uitgaven

Slide 8 - Tekstslide

  • Persoonlijke uitgaven zijn
     kleinere uitgaven bestemd voor
     één persoon in een huishouden.

  • Voorbeelden: Jouw bezoek aan
     de kapper, een nieuw t-shirt,
     nieuwe schoenen, een kopje
     koffie onderweg, naar de
     bioscoop, terrasje pakken etc.
Persoonlijke uitgaven

Slide 9 - Tekstslide




  • Duurzame gebruiksgoederen zijn spullen
     die lang meegaan.

  • Voorbeelden: Meubels, een mobiele
     telefoon, wasmachine, koelkast, televisie



  • Verbruiksgoederen zijn goederen, die
      maar 1 keer worden gebruikt.

  • Voorbeelden: brood, zeep, kaas,
      elektriciteit, tandpasta, koffiepads.
      tandenstoker
Gebruiksgoederen en verbruiksgoederen

Slide 10 - Tekstslide

VRAGEN?

Slide 11 - Tekstslide

OPDRACHTEN
  • Maak de introductievragen (opdracht 1 t/m 5) op
     pagina 8 en 9, als deze nog niet af is!
  • Klaar? Ga dan aan de slag met het huiswerk. Dat zijn
     opgave 6 t/m 11 op bladzijde 10 en 11.




  • Alles wat je hier doet, hoef je thuis minder te doen!



timer
15:00

Slide 12 - Tekstslide

Gatentekst
Goed omgaan met geld begint met het bepalen van je
1) _______. Dat betekent dat je eerst moet betalen voor de belangrijkste dingen, zoals de spullen die je elke dag nodig hebt, zoals eten en schoonmaakspullen. Dat worden ook wel
2) _______
genoemd. Dingen die je 1 keer kan gebruiken noem je 3) _______. Ook moet je geld sparen voor spullen die langer meegaan, zoals meubels of huishoudelijke apparaten. Dat noemen we 4) _______. Als er daarna nog geld over is, kun je dat uitgeven aan 5) _______, zoals een hobby, een leuk uitje of nieuwe kleding. Maar zorg er wel voor dat je genoeg geld overhoudt voor de belangrijke dingen, want die gaan voor!
Vul in in de tekst!
  • Huishoudelijke
     uitgaven
  • Prioriteiten
  • Verbruiksgoederen
  • Persoonlijke
     uitgaven
  • Duurzame
     gebruiksgoederen

Slide 13 - Tekstslide

Gatentekst
Goed omgaan met geld begint met het bepalen van je
PRIORITEITEN. Dat betekent dat je eerst moet betalen voor de belangrijkste dingen, zoals de spullen die je elke dag nodig hebt, zoals eten en schoonmaakspullen. Dat worden ook wel
HUISHOUDELIJKE UITGAVEN
genoemd. Dingen die je 1 keer kan gebruiken noem je VERBRUIKSGOEDEREN. Ook moet je geld sparen voor spullen die langer meegaan, zoals meubels of huishoudelijke apparaten. Dat noemen we DUURZAME GEBRUIKSGOEDEREN. Als er daarna nog geld over is, kun je dat uitgeven aan PERSOONLIJKE UITGAVEN, zoals een hobby, een leuk uitje of nieuwe kleding. Maar zorg er wel voor dat je genoeg geld overhoudt voor de belangrijke dingen, want die gaan voor!
Vul in in de tekst!
  • Huishoudelijke
     uitgaven
  • Prioriteiten
  • Verbruiksgoederen
  • Persoonlijke
     uitgaven
  • Duurzame
     gebruiksgoederen

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Huiswerk voor de volgende les:
  • Maken opgaven 1 t/m 12 van hoofdstuk 5.1 Inkomsten en uitgaven op bladzijde 8 t/m 11.

Huiswerk

Slide 16 - Tekstslide

Bedankt en fijn weekend!

Slide 17 - Tekstslide