1. Rare = zeldzaam
2. les immeubles = de gebouwen
3. presque = bijna
4. Ainsi = zo, voorbeeld
5. la Dame de Fer = de Eiffeltoren
6. En plus = bovendien
7. contrairement = in tegenstelling
8. la capitale = de hoofdstad
9. oublier = vergeten
10. le paysage = het landschap
11. il s’agit = het gaat om
12. véritable = echt
13. l’habitant = de inwoner