Hielprik neonaten

Hielprik
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Hielprik

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel

  • De (aankomend) verpleegkundige kan complicaties van de handeling benoemen.
  • De (aankomend) verpleegkundige kan ziekte specifieke informatie benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud
  • De hielprik? 
  • Aandoeningen
  • Uitslag 
  • Werkwijze hielprik
  • Specifieke aandachtspunten

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt de hielprik ook wel genoemd?
A
Neonatale screening
B
PKU

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

PKU
Nederland startte in 1974 met screening op de stofwisselingsziekte PKU Phenylketonurie (aminozuurstofwisselingsziekte)

Vandaar dat de hielprik soms nog PKU wordt genoemd

Slide 5 - Tekstslide

In de jaren zestig startten de Verenigde Staten en Groot-Brittannië met de hielprikscreening. De ontdekking dat ernstige verstandelijke handicaps in sommige gevallen voorkomen konden worden was een doorbraak. Nederland startte in 1974 met screening op de stofwisselingsziekte PKU Phenylketonurie (fenylketonurie). Door betere testen en behandelingsmethoden kon het programma gestaag worden uitgebreid. Tot 2007 werd op 3 aandoeningen gescreend. 

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Is de hielprik een voorbehouden handeling?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De hielprik
  • Het afnemen van enkele druppels bloed uit de hiel van een   zuigeling.
  • Na 72 uur, uiterlijk na 168 uur na de geboorte                               (ideaal is na 72 uur volgens het RIVM).
  • De hielprik is vrijwillig. Vooraf wordt om toestemming   gevraagd aan ouder(s) / verzorgers

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom een hielprik? 
  • Vroegtijdig opsporen van ernstige, zeldzame maar behandelbare  aandoeningen.
  • Het bloed wordt onderzocht op 26 ziektes 
  • Bij deze ziektes hebben interventies en behandelingen direct na de geboorte grote voordelen. 
  • Dit zijn behandelingen zoals het geven van een geneesmiddel of een dieet


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarop wordt getest?
  • 18 stofwisselingsziekten (metabole ziekten)
  • 2 hormoonstoornissen: adrenogenitaal syndroom) en congenitale hypothyreoïdie 
  • 3 vormen van erfelijke bloedarmoede: alfa-thalassemie, bèta-thalassemie en sikkelcelziekte 
  • Spinale musculaire atrofie  (spierziekte)
  • Taaislijmziekte (cystic fibrosis)
  • severe combined immunodeficiency (ziekte van het afweersysteem)

Slide 10 - Tekstslide

Studenten kunnen in groepjes uitwerken waar op wordt geprikt en wat hier onder valt/ welke categorie het onder valt

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Om welke ziekten gaat het?
o.a. gaat het om de volgende ziekten;
  • Een aantal stofwisselingsziekten (bijv. phenylketonurie)
  • Een ziekte van de schildklier
  • Een ziekte van de bijnier
  • Erfelijke vorm van bloedarmoede (sikkelcelziekte)
  • Taaislijmziekte (CF: cystic fibrosis)


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Iedere ouder ontvangt na 5 weken de uitslag via de huisarts
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitslag 

Uitslag goed;  geen bericht (na 5 weken)
Uitslag niet goed;  huisarts zoekt spoedig contact

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom de hiel?
  • De vinger van een baby is nog te klein voor een vingerprik.
  • Er zitten haarvaatjes in de hiel. Gemakkelijk en veilig om op deze wijze voldoende bloed te halen voor de hielprikkaart
  • Er hoeft geen bloedvat aangeprikt te worden.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is juist?
A
De rondjes dienen goed gevuld te zijn
B
De ouders dienen toestemming te geven
C
Bloed wordt afgenomen uit de hiel van het kind
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Contra- indicaties

  • Na een bloedtransfusie bij de zuigeling
  • Toediening corticosteroïden
  • Als er een infuus geplaatst is
  • Oedemateuze voet
  • Infectie, ontsteking of beschadiging van de huid

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie neemt de hielprik af?
  • Medwerker thuiszorg vaak een verpleegkundige
  • GGD
  • Verloskundige

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nodig voor afname

  1. Lancet:                                          Hiel wordt aangeprikt met een lancet
  2. Hielprikkaart:                          Bloed wordt aangebracht op de hielprikkaart

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hielprikkaart

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prik aan de voetzoolzijde, langs de binnen- en buitenzijde

Werkwijze
hielprik

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plaats de lancet op de hiel
Houd rekening met de richting van de massage (stuwing)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aandachtspunten 
  • Warme hiel om gemakkelijker bloed te verkrijgen
    (warm washandje om de hiel te verwarmen, max. 38 graden)
  • Zelf warme handen
  • Draag handschoenen
  • Geen bloeddoorstroming bevorderende of pijnstillende pasta’s of zalf gebruiken

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedafname

Zorg dat alle rondjes goed zijn gevuld

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hielprikkaart goed gevuld

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hielprikkaart niet goed gevuld

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hielprikkaart niet goed gevuld

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hielprikkaart niet goed gevuld

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nazorg
  • Pleister dwars op wond, wondranden naar elkaar toe
  • Hielprikkaart goed laten drogen
  • De screener doet zelf de hielprikkaart op de post, op de dag dat de hielprik is uitgevoerd (brievenbus PostNL)
  • Vraag aan ouders of ze de hielprikenvelop 3 maanden willen bewaren. Mocht getwijfeld worden of de hielprik is verricht, dan toont de envelop dat deze is uitgevoerd.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies