4. DV les 4 Outlook intro

Outlook
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
Digitale vaardighedenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Outlook

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik kan uitleggen wat outlook is
  • Ik kan een mail versturen 
  • Ik voeg een bijlage toe aan mijn email


Slide 2 - Tekstslide

Wat weet jij van Outlook?

Slide 3 - Woordweb

Wat is Outlook ?
Outlook is een email programma waar je mee kan:

  • Mailen - email organiseren
  • Agenda beheren - plannen en organiseren
  • Bestanden delen -  (samen-) werken


Slide 4 - Tekstslide

Opdracht Outlook bekijken
Open Outlook en bespreek kort met je buurman of buurvrouw welke 4 hoofdfuncties outlook heeft en wat jij hebt ontdekt.


timer
5:00

Slide 5 - Tekstslide

Welke functies heb jij ontdekt?

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Video

Mail beantwoorden
Als je een mail ontvangt, kun je hier op 3 manieren op reageren:

  • Beantwoorden
  • Allen beantwoorden
  • Doorsturen

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht mail beantwoorden

Jullie krijgen een testmail van mij. Die mail gaat naar de hele klas. 
Opdracht: Beantwoord de email - maar alleen MIJ  

timer
1:00

Slide 9 - Tekstslide

Waar klik je dan op ?
A
Beantwoorden
B
Allen beantwoorden
C
Doorsturen
D
Verwijderen

Slide 10 - Quizvraag

Opdracht CC en BCC
Open een nieuwe e-mail.
Zoek uit wat CC en BCC betekend.

Geef antwoord in het volgende woordenweb

Slide 11 - Tekstslide

Wat is cc?

Slide 12 - Woordweb

Wat is bcc?

Slide 13 - Woordweb

Opdracht Bijlage toevoegen
Een bestand (bijlagen) kan je bijvoegen met het paperclipje

Opdracht: 
  • Open een nieuwe e-mail
  • Stuur een mail met bijlagen naar 1 klasgenoot





Slide 14 - Tekstslide

Wat zal voor jou de belangrijkste functie van Outlook zijn
A
bijhouden van taken
B
bijhouden van contactpersonen
C
mailen
D
bijhouden van afspraken

Slide 15 - Quizvraag

Evalueren
  • Wat hebben we behandeld vandaag? 
  • Heb je de leerdoelen gehaald? 
  • Wat vond je makkelijk of moeilijk? of;
  • Wat vond je leuk of minder leuk? 


Slide 16 - Tekstslide