H5 2c

H5 2c
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

H5 2c

Slide 1 - Tekstslide

Cum hoc equite, cum hoc pedite
 pugnaturi estis; reliquias extremas hostis, non hostem
 habetis, ac nihil magis vereor quam ne cui, vos cum
10 pugnaveritis, Alpes vicisse Hannibalem videantur.

Cum hoc equite, cum hoc pedite pugnaturi estis; 

Met deze ruiterij, met deze infanterie staan jullie op het punt om te vechten; 

Slide 2 - Tekstslide

hoc equite + hoc pedite
Welke naamval en waarom?
A
acc- LV
B
abl - BwB na vz
C
acc - BwB na vz
D
abl - aanv bij ww

Slide 3 - Quizvraag

Welke stilistische middelen herken je hier? (dus minimaal 2)

Slide 4 - Open vraag

Cum hoc equite, cum hoc pedite
 pugnaturi estis; reliquias extremas hostis, non hostem
 habetis, ac nihil magis vereor quam ne cui, vos cum
10 pugnaveritis, Alpes vicisse Hannibalem videantur.

reliquias extremas hostis, non hostem habetis, 

jullie hebben de laatste restanten van een vijand, niet een vijand voor je, 

Slide 5 - Tekstslide

Welke stilistische middelen herken je hier? (dus minimaal 2)

Slide 6 - Open vraag

Welke naamval en functie heeft hostis?
A
nom - Ond
B
nom - Nd
C
gen - bvb
D
abl - BwB

Slide 7 - Quizvraag

Cum hoc equite, cum hoc pedite
 pugnaturi estis; reliquias extremas hostis, non hostem
 habetis, ac nihil magis vereor quam ne cui, vos cum
10 pugnaveritis, Alpes vicisse Hannibalem videantur.

ac nihil magis vereor quam ne cui, vos cum
pugnaveritis, Alpes vicisse Hannibalem videantur.

en ik vrees niets meer dan dat de Alpen lijken/schijnen aan iemand, wanneer jullie (zullen) hebben gevochten, Hannibal overwonnen te hebben.

Slide 8 - Tekstslide

Welke functie heeft nihil magis?
A
Ond
B
LV
C
BwB
D
bvb

Slide 9 - Quizvraag

In welke naamval staat cui (eigenlijk alicui)?
A
nom
B
gen
C
dat
D
abl

Slide 10 - Quizvraag

Welke functie heeft vos?
A
Ond
B
LV
C
BwB
D
bvb

Slide 11 - Quizvraag

Welke functie heeft Hannibalem?
A
Ond
B
LV
C
BwB
D
bvb

Slide 12 - Quizvraag

Determineer:
videantur
1
2
3
ev
mv
ind
imp
conj
prae
impf
fut
pf
plq pf
fut ex
A
P

Slide 13 - Sleepvraag

vereor ne + conj
Na ww-en van vrezen komt altijd ne + conj

Slide 14 - Tekstslide

Cum hoc equite, cum hoc pedite
 pugnaturi estis; reliquias extremas hostis, non hostem
 habetis, ac nihil magis vereor quam ne cui, vos cum
10 pugnaveritis, Alpes vicisse Hannibalem videantur.

Sed ita forsitan decuit, cum foederum ruptore duce ac
 populo deos ipsos sine ulla humana ope committere ac
 profligare bellum, nos, qui secundum deos violati
 sumus, commissum ac profligatum conficere.

Maar misschien heeft het zo moeten zijn dat de goden zelf zonder enige menselijke hulp tegen een leider en volk, verbreker van verdragen, een oorlog beginnen en bijna beslissen, (maar) dat wij, die (direct) na de goden zijn gekrenkt, een begonnen en bijna besliste oorlog afmaken.

Slide 15 - Tekstslide

cum (r.11)
A
Is hier een voegwoord bij committere
B
Is hier een voegwoord bij violati sumus
C
is een voorzetsel bij foederum
D
is een voorzetsel bij duce ac populo

Slide 16 - Quizvraag

In welke naamval staat foedorum
A
nom
B
gen
C
acc
D
abl

Slide 17 - Quizvraag

Naar welk volk verwijst populo?

Slide 18 - Open vraag

Welke functie heeft deos ipsos?
A
Ond
B
Lv
C
BwB
D
bvb

Slide 19 - Quizvraag

In welke naamval staat ulla humana ope?
A
nom
B
gen
C
acc
D
abl

Slide 20 - Quizvraag

Welke functie heeft bellum?
A
Ond
B
Lv
C
BwB
D
bvb

Slide 21 - Quizvraag

In welke naamval staat nos?
A
nom
B
gen
C
acc
D
abl

Slide 22 - Quizvraag

Welke functie heeft nos?
A
Ond
B
Lv
C
BwB
D
bvb

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het antecedent van qui?

Slide 24 - Open vraag

Determineer:
violati sumus
1
2
3
ev
mv
ind
imp
conj
prae
impf
fut
pf
plq pf
fut ex
A
P

Slide 25 - Sleepvraag

commissum ac profligatum:
Welk woord moet je aanvullen?

Slide 26 - Open vraag

Welk punt / welke punten wil Scipio hier maken?

Slide 27 - Open vraag

Maak vraag 8 op p. 85

Slide 28 - Open vraag