Sommige woorden gebruik je zelf niet zo snel. In schoolboeken kom je ze wel vaak tegen. Ook gebruiken docenten ze weleens. Zulke woorden noem je schooltaal. Voorbeelden van schooltaalwoorden zijn ‘begrip’, ‘kortom’ en ‘samenvatting’.
In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Schooltaal
Sommige woorden gebruik je zelf niet zo snel. In schoolboeken kom je ze wel vaak tegen. Ook gebruiken docenten ze weleens. Zulke woorden noem je schooltaal. Voorbeelden van schooltaalwoorden zijn ‘begrip’, ‘kortom’ en ‘samenvatting’.
Slide 1 - Tekstslide
Doel
- Je weet wat schooltaalwoorden zijn
- Je weet waarom schooltaalwoorden belangrijk zijn
- Je weet de betekenis van een aantal schooltaalwoorden
Slide 2 - Tekstslide
Wat zijn volgens jou schooltaalwoorden?
Slide 3 - Open vraag
Schooltaalwoorden zijn...
... woorden die vooral op school worden gebruikt, bijvoorbeeld in je lesboek of in toetsen.
Slide 4 - Tekstslide
Waarom moet je schooltaalwoorden kennen?
Slide 5 - Open vraag
Schooltaalwoorden moet je kennen, omdat...
Je moet schooltaal worden kennen, zodat je de teksten in je lesboek of op je toets beter begrijpt.
Slide 6 - Tekstslide
Voorbeelden schooltaalwoorden
Beweren - zeggen dat iets zo is
Verspreidt - verdelen
Beoordelen - zeggen wat je vindt
Slide 7 - Tekstslide
Schooltaalwoorden
- zijn belangrijk om te kennen voor alle vakken!
- gebruik je bij het lezen van teksten en vragen in je toets of in je lesboek.
Slide 8 - Tekstslide
Bevatten
A
begrijpen
B
geloven
C
vasthouden
D
inhouden
Slide 9 - Quizvraag
Definitief
A
conclusie
B
blijvend
C
uitwerking
D
voorspoedig
Slide 10 - Quizvraag
Ondanks
A
Dankzij
B
gevolg
C
niet te danken aan
D
teken dat een begrip voorstelt
Slide 11 - Quizvraag
globaal
A
precies
B
de grootte
C
ruw geschat
D
uitwerking
Slide 12 - Quizvraag
noteren
A
opschrijven
B
noten lezen
C
voeren
D
bevatten
Slide 13 - Quizvraag
constateren
A
herkennen
B
conclusie trekken
C
contact opnemen
D
vaststellen
Slide 14 - Quizvraag
interpreteren
A
op een bepaalde manier opvatten
B
innemen
C
omgaan met
D
handeling met een bepaald doel
Slide 15 - Quizvraag
Variëren
A
optreden
B
concluderen
C
verenigen
D
verschillen
Slide 16 - Quizvraag
Spreekwoorden en uitdrukkingen
Met spreekwoorden en vaste uitdrukkingen maak je een tekst afwisselender. Je zegt met andere woorden hetzelfde.
De betekenis van een spreekwoord of uitdrukking zoek je bij het belangrijkste woord, het kernwoord. Als er meerdere kernwoorden in een spreekwoord of uitdrukking staan, zoek je bij het eerste kernwoord.
Slide 17 - Tekstslide
Daar heb ik geen kaas van gegeten.
Ik ga even een dutje doen.
Wat ben je chagrijnig.
Je moet wel goed uitkijken!
Daar heb ik geen verstand van.
Ik ga even een uiltje knappen.
Jij bent zeker met je verkeerde been uit bed gestapt!
Je moet wel uit je doppen kijken!
Slide 18 - Sleepvraag
Oefenen met de woordjes
Op de volgende pagina zie je een link naar een spel.