Bij verkennend lezen bekijk je de tekst snel om de tekstsoort en het onderwerp te bepalen.
Je kunt vervolgens voorspellen waar de tekst over gaat.
Slide 6 - Tekstslide
Stappenplan verkennend lezen
Stap 1: Wat valt je op aan het uiterlijk van de tekst? bv: afwijkende grootte of kleur, afbeeldingen, kolommen
Stap 2: Wat is de tekstsoort? bv: krantenartikel, tijdschriftartikel, advertentie, brief
Stap 3: Wat valt je op aan de tekstonderdelen? bv: titel, lead, tussenkopjes, afbeeldingen, bron, afzender
Stap 4: Wat is het onderwerp?
Slide 7 - Tekstslide
Globaal lezen
Bij globaal lezen, lees je delen van de tekst die het meest vertellen over de inhoud.
Nadat je globaal hebt gelezen, weet je waar de tekst in grote lijnen over gaat.
Je let dan op: de inleiding en de eerste en laatste zin van elke alinea.
Slide 8 - Tekstslide
Intensief en zoekend lezen
Nu je de tekst verkennend en globaal hebt gelezen, ga je een keuze maken:
De tekst heeft een duidelijke opbouw en ik ga de tekst intensief lezen om hem goed te begrijpen. Voorbeeld: verhalende tekst
De tekst bevat veel opsommingen, feiten en cijfers. Door het verkennend en globaal lezen, weet ik nu waar ik wat kan vinden. Ik ga dus niet intensief lezen, maar ik ga zoekend lezen. Voorbeeld: reisschema van de NS
Slide 9 - Tekstslide
Intensief lezen
Je wilt de tekst goed begrijpen, dus je leest de tekst heel nauwkeurig.
Je let in de inleiding op aanwijzingen voor de inhoud.
Je kijkt naar de tekstverbanden (signaalzinnen, signaalwoorden).
Je zoekt moeilijke woorden op (als dit nodig is).
Je bepaalt de hoofdgedachte (samenvatting in één zin).