5.2 De vroegmiddeleeuwse landbouwsamenleving

H5 Ridders, horigen en monniken
5.2 De vroegmiddeleeuwse landbouwsamenleving
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H5 Ridders, horigen en monniken
5.2 De vroegmiddeleeuwse landbouwsamenleving

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
  • Je kunt uitleggen waardoor er in de vroege middeleeuwen een landbouwsamenleving ontstond
  • Je kunt met een voorbeeld aantonen dat er ook nog handel ontstond
  • Je kunt beschrijven hoe het hofstelsel ontstond
  • Je weet waarom mensen horige werden en wat hun plichten waren

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Gevolgen van de val van het Romeinse Rijk
- Het werd onveilig in Europa
  •  Er was geen sterk leger meer
  •  de bruggen en wegen werden niet langer onderhouden.
  • De handel kwam 'stil' te liggen en de steden lopen leeg
  • Geen geldeconomie
  • Geen centraal bestuur
  • oorlog en roofovervallen


Slide 4 - Tekstslide

Gevolgen
  • Men trekt zich terug in kleine gemeenschappen (domeinen) die autarkisch (zelfvoorzienend) zijn.

De Romeinse agrarisch-stedelijke samenleving werd weer een agrarische samenleving.

Slide 5 - Tekstslide

AGRARISCHE SAMENLEVING:





- Bijna alle mensen woonden op het platteland en leefden van de landbouw.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Nu doen
maken Learnbeat 5.2
basisstof: opdracht 1 t/m 3

Slide 8 - Tekstslide

Een zelfvoorzienende samenleving is een samenleving waarin men
A
Zelf kan bepalen wat men koopt
B
alles zelf maakt wat men nodig heeft
C
Zelf kan bepalen wat voor werk je doet
D
zelf gaat handelen in producten die de ze maken.

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een domein?
A
een kleine nederzetting met landbouwgrond
B
een land met een centraal bestuur
C
een stad aan een handelsroute
D
een horige die werkt voor een heer

Slide 10 - Quizvraag

Hiernaast zie je een domein. Wie was de baas van een domein?
A
Een horige
B
Een vrije boer
C
Een landheer
D
de burgemeester

Slide 11 - Quizvraag

Het domein:
  • Een domein: dorp met landbouwgrond dat bewerkt werd volgens het hofstelsel.
  • Mogelijk eigenaren: een koning, edelman, bisschop of abt (hoofd van een klooster).
  • De domeinen waren zelfvoorzienend!

Slide 12 - Tekstslide

Het hofstelsel:
De grond op het domein werd verdeeld in 2 stukken, ene deel akkers van de heer (leenman) andere deel 'eigen' akkkers van horige boeren.

Slide 13 - Tekstslide

Een horige:
Boeren die horen bij een domein, zijn gebonden aan de grond van de heer. Verkoopt de heer de grond of geeft hij dit weg dan horen de horigen daar ook bij!

Een horige mag niet:
- zonder toestemming het domein verlaten.
- trouwen zonder toestemming van de heer.

Slide 14 - Tekstslide

     Hofstelsel-> Herendiensten
Een gevluchte horige was na een jaar en een dag een vrije boer (als hij/zij niet gepakt was)

Slide 15 - Tekstslide

Een donjon, of mottekasteel, was een versterkte wachttoren. Hier woonde de heer als er gevaar was.
Het gebied buiten het domein bestond uit de grond van de vrije boeren en de woeste gronden, onontgonnen gebied en bossen.
De vrije boeren moesten tijdens een oorlog wél meevechten met de heer. De wapenuitrusting moesten ze zelf betalen.
De akkers van de heer werden bewerkt door horigen. Er waren akkers waarbij de volledige opbrengst naar de heer ging, en er waren akkers waarbij een deel van de opbrengst voor de horige boeren was. Overigens moesten ze hun pacht ook weer van deze opbrengst betalen.
Het vroonhof was de boerderij (hoeve) van de heer. Hier woonde de heer als er geen gevaar was. De opbrengsten van zijn akkers werd in schuren opgeslagen. In woningen naast een vroonhof woonden de horige boeren in geval van gevaar, zoals oorlog.
Bij het vroonhof waren stallen voor de dieren en boomgaarden.
Horigen woonden in vredestijd buiten het vroonhof
Met het hofstelsel bedoelen we het hele systeem (stelsel) van heren en horigen, inclusief de pacht en de herendiensten.

Slide 16 - Tekstslide

Machtige boeren, halfvrije boeren



paragraaf 4.3

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

standensamenleving
zij die bidden
zij die vechten
zij die werken

Slide 20 - Tekstslide

Standenmaatschappij
3 groepen
In de middeleeuwen had je in de samenleving drie standen:
Geestelijken
Adel
Boeren/horigen
Elke groep heette  een stand. Letterlijk waar jij staat in de maatschappij, wat jouw plek is. 

Slide 21 - Tekstslide

Standenmaatschappij
Geestelijkheid en edelen
Hebben heerlijke rechten:
  • jachtrecht
  • molenrecht
  • spreken van rechten
Betalen geen belastingen
geestelijkheid
adel
boeren
bidden
beschermen
werken
voorrechten
of privileges

Slide 22 - Tekstslide

Standenmaatschappij
Boeren
Hebben vooral plichten:
  • herendiensten
  • molen verplicht gebruiken
Betalen wel belastingen
geestelijkheid
adel
boeren
bidden
beschermen
werken
voorrechten
of privileges
belastingen

Slide 23 - Tekstslide

Welk stand moest belasting betalen?
A
Geestelijkheid
B
Adel
C
Boeren

Slide 24 - Quizvraag

Tot welke stand kon je wel toetreden?
A
Geestelijkheid
B
Adel
C
Boeren

Slide 25 - Quizvraag

Welk stand had geen privileges?
A
Geestelijkheid
B
Adel
C
Boeren

Slide 26 - Quizvraag

Nu doen
maken Learnbeat 5.2
basisstof: opdracht 4, 5 en 6

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

Nu doen
Learnbeat 4.3: maken opdracht 1 t/m 8
dat is huiswerk voor de volgende keer.

Slide 30 - Tekstslide

Wat beloofde een leenman en wat kreeg hij daarvoor terug?
A
Hij beloofde trouw te zijn aan de koning. In ruil daarvoor kreeg hij een stuk land in leen.
B
Hij beloofde belasting te betalen. In ruil daarvoor kreeg hij bescherming.
C
Hij beloofde christen te worden, in ruil daarvoor kreeg hij geld.
D
Hij beloofde te werken op het land van de koning. In ruil daarvoor kreeg hij bescherming.

Slide 31 - Quizvraag

Welke zin over het leenstelsel is NIET juist?
A
Leenmannen bestuurden het land van Karel de Grote
B
Leenmannen legden een eed van trouw af
C
Leenmannen kregen een salaris van Karel de Grote
D
Op een leen werkten horigen op het land

Slide 32 - Quizvraag

De paus kroonde Karel de Grote in 800 tot keizer.
Welke reden had de paus daarvoor?
A
Karel had veroveringen aan de paus geschonken
B
Karel had de moslims uit Spanje verdreven
C
Karel had de paus veel geld geschonken
D
Karel had de paus beschermd

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Tekstslide