Valuta is het geld waarmee je in een land kunt betalen.
In Nederland (en een groot deel van Europa) gebruiken we de Euro
Maar als je nu op vakantie gaat naar bijvoorbeeld Engeland of Turkije?
Slide 4 - Tekstslide
1. Vreemde Valuta?
Een valuta noemen we ook wel een 'muntsoort'
Vreemde valuta in Nederland: alles wat niet Euro is.
dollar
dirham
pond
lira
Slide 5 - Tekstslide
2. Wat is een valutakoers?
De koers van een valuta is de prijs die je moet betalen voor het buitenlandse geld.
Slide 6 - Tekstslide
2. Wat is een valutakoers?
1 brood kost € 2,-
van brood:
Slide 7 - Tekstslide
2. Wat is een valutakoers?
1 brood kost € 2,-
van valuta's:
Hoeveel krijg ik voor € 1,-
van brood:
Slide 8 - Tekstslide
2. Wat is een valutakoers?
1 brood kost € 2,-
van valuta's:
Voor € 1,- krijg ik 1/2 brood.
van brood:
Slide 9 - Tekstslide
2. Valutakoers: Aan- of verkoop?
Banken gebruik twee verschillende koersen:
één voor als je vreemd geld nodig hebt: je gaat kopen;
één voor als je vreemd geld over hebt: je wilt verkopen.
Slide 10 - Tekstslide
2. Wat is een valutakoers?
Voor € 1,- krijg ik 0,8579 Engelse Pond
Voor € 1,- krijg ik 1,1940 Amerikaanse dollar
Slide 11 - Tekstslide
Wisselkoersen (formule)
Bepaal of je vreemd geld wilt kopen of inwisselen?
Kopen = lage koers en inwisselen = hoge koers
Goede formule kiezen!
kopen= bedrag in euro’s x lage koers
Inwisselen= bedrag in vreemd geld : hoge koers
Slide 12 - Tekstslide
3. Rekenen met vreemde valuta
Voor het rekenen met vreemde valuta maken we gebruik van de 'verhoudingstabel'.
€
1
vreemde valuta
koers
Slide 13 - Tekstslide
3. Rekenen
We gaan op vakantie naar Engeland en willen voor € 300,- Engels geld meenemen. Bij de bank zien we deze informatie:
Slide 14 - Tekstslide
3. Rekenen
Hoe gaan we deze opgave behandelen?
1. Willen we Britse ponden kopen of verkopen?
2. Welke koers hoort daar dan bij?
3. Gebruik de verhoudingstabel.
0,8579
Kopen
Slide 15 - Tekstslide
3. Rekenen
Invullen van de gegevens in de verhoudingstabel
€
1
300
vreemde valuta
0,8579
Slide 16 - Tekstslide
3. Rekenen
Invullen van de gegevens in de verhoudingstabel
€
1
300
vreemde valuta
0,8579
257,37
x 300
x 300
Dus: voor € 300,- krijg ik van de bank GBP 257,37
Slide 17 - Tekstslide
3. Rekenen
We gaan op vakantie naar Engeland en willen GBP 450,- meenemen. Bij de bank zien we deze informatie:
Slide 18 - Tekstslide
3. Rekenen
Hoe gaan we deze opgave behandelen? (GBP 450)
1. Willen we Britse ponden kopen of verkopen?
2. Welke koers hoort daar dan bij?
3. Gebruik de verhoudingstabel.
0,8579
Kopen
Slide 19 - Tekstslide
3. Rekenen
Invullen van de gegevens in de verhoudingstabel
€
1
vreemde valuta
0,8579
1
450
Slide 20 - Tekstslide
3. Rekenen
Invullen van de gegevens in de verhoudingstabel
€
1
vreemde valuta
0,8579
1
450
: 0,8579 x 450
Slide 21 - Tekstslide
3. Rekenen
Invullen van de gegevens in de verhoudingstabel
€
1
524,54
vreemde valuta
0,8579
1
450
Dus: om GBP 450 te kopen moet ik € 524,54 aan de bank betalen.
: 0,8579 x 450
: 0,8579 x 450
Slide 22 - Tekstslide
3. Rekenen
We komen terug van vakantie uit Engeland en hebben nog
GBP 50,- over. Deze willen we weer inwisselen bij de bank. Bij de bank zien we deze informatie:
Slide 23 - Tekstslide
3. Rekenen
Hoe gaan we deze opgave behandelen?
1. Willen we Britse ponden kopen of verkopen?
2. Welke koers hoort daar dan bij?
3. Gebruik de verhoudingstabel.
Verkopen
0,8721
Slide 24 - Tekstslide
3. Rekenen
Invullen van de gegevens in de verhoudingstabel
€
1
57,33
vreemde valuta
0,8721
1
50
Dus: voor GBP 50 krijg ik € 57,33 van de bank terug.
: 0,8721 x 50
: 0,8721 x 50
Slide 25 - Tekstslide
3. Rekenen
Controleren of je berekening klopt.... Hoe doe je dat??
Voor € 1 krijg ik minder dan een heel pond. Ik krijg namelijk 'maar' 0,87....
Dat betekent dat een 1 pond dus meer kost dan € 1......
Dat betekent dat ik voor 50 pond dus meer moet krijgen dan € 50....
Slide 26 - Tekstslide
4. Zelf aan de slag - 1
Voor een reis naar Amerika wil je voor € 750 aan Amerikaanse dollars meenemen. Hoeveel dollars krijg je van de bank?
1. Koop of verkoop
2. welke koers
3. verhoudingstabel
1 x 750
1.1940 (x750) = 895,50
Slide 27 - Tekstslide
4. Zelf aan de slag - 2
Voor een zakenreis naar Amerika wil je $ 1.000 Amerikaanse dollars meenemen. Terug van de reis heb je nog $ 75 over. Hoeveel (in €) heb je tijdens je vakantie uitgegeven?
1. Koop of verkoop
2. welke koers
3. verhoudingstabel
4. twee aparte sommetjes...
Slide 28 - Tekstslide
Uitwerking
Deze opgave bestaat eigenlijk uit drie aparte rekenopgaven:
1 x aankoop van de dollars (voor € 850)
1 x verkoop van de (75) dollars
het verschil berekenen tussen deze twee
Slide 29 - Tekstslide
Uitwerking
1. aankoop van USD 1000,- . Hiervoor betaal ik € 870,32
2. verkoop van USD 75. Ik ontvang € 61,80 _
3. ik heb uitgegeven € 870,32 - € 61,80 = € 808,52
1000 / 1.1490 = € 870,32
Slide 30 - Tekstslide
Is mijn antwoord logisch?
Ik ga een avondje uit en neem € 50 mee.
Aan het eind van de avond houd ik € 10,- over. Hoeveel heeft mij het avondje uit gekost?
€ 50 - € 10 = € 40
Waarom zou ik dan de bedragen bij elkaar optellen??