Unit 6 (Practice Test)

Practice Test Unit 6 -->(studybox TBp100 t/m 103)

 

Show what you know.
Let op de SPELLING, denk aan de hoofdletters, vraagtekens, komma's en punten!!
Good luck!
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Practice Test Unit 6 -->(studybox TBp100 t/m 103)

 

Show what you know.
Let op de SPELLING, denk aan de hoofdletters, vraagtekens, komma's en punten!!
Good luck!

Slide 1 - Tekstslide

Words
Vertaal de woorden tussen haakjes  in het ENGELS
Let op de spelling!

Slide 2 - Tekstslide

1. Push the red (knop).

Slide 3 - Open vraag

2. He whispered something in her (oor).

Slide 4 - Open vraag

3. Beneden Leeuwen is a (dorp) in Gelderland.

Slide 5 - Open vraag

4. Do you want a (stukje) of cake?

Slide 6 - Open vraag

5. (Af en toe) grandma takes a walk in the garden.

Slide 7 - Open vraag

6. Don't worry, we are (net) in time.

Slide 8 - Open vraag

Words
Vertaal de woorden tussen haakjes  in het NEDERLANDS

Slide 9 - Tekstslide

7. Music and (art) are my favourite subjects.

Slide 10 - Open vraag

8. Can you (attach) both ends?

Slide 11 - Open vraag

9 You can (heat) the food in the microwave

Slide 12 - Open vraag

10 Can you see that (spot) in the sky?

Slide 13 - Open vraag

Grammar
Woordvolgorde: plaats vóór tijd (TBp84)
vb: I often go to the cinema in the weekend.
                                 plaats                     tijd
Zeg bij de volgende zinnen of ze goed of fout 
zijn.


Slide 14 - Tekstslide

Kies: A of B
11. Susan and Joy go at three o’clock to the club.
A
goed
B
fout

Slide 15 - Quizvraag

Kies: A of B
12. My parents take the train to London on Friday.
A
goed
B
fout

Slide 16 - Quizvraag

Kies: A of B
13. See you in October at the Rolling Stones concert.
A
goed
B
fout

Slide 17 - Quizvraag

Kies: A of B
14. They play football in the gym on Mondays .
A
goed
B
fout

Slide 18 - Quizvraag

Kies: A of B
15. I often train here in the afternoon.
A
goed
B
fout

Slide 19 - Quizvraag

Grammar
Zet de volgende woorden in het meervoud

Slide 20 - Tekstslide

16 .one balloon - two ......

Slide 21 - Open vraag

17. one watch- three .....

Slide 22 - Open vraag

18. one piano- four.....

Slide 23 - Open vraag

19. one child- ten.....

Slide 24 - Open vraag

20. one mouse - six.....

Slide 25 - Open vraag

21. one baby - three.....

Slide 26 - Open vraag

Grammar
Vragen maken met Do does --> TBp86
Bij vragen met do + does krijg je 2 werkwoorden in de zin.
I know you --> Do I know you? -->(Dus niet:  Know I  you?)

She likes popmusic. -->Does she like popmusic? 
(Dus niet: Does she likes popmusic?)







(Dus niet: Does she likes popmusic?








Slide 27 - Tekstslide

22. Maak de volgende zin vragend:
We leave early.

A
Leave we early?
B
Does we leave early?
C
Do we leave early?

Slide 28 - Quizvraag

23. Maak de volgende zin vragend:
She knows me.
A
Does she know me?
B
Do she know me?
C
Does she knows me?

Slide 29 - Quizvraag

24. Maak de volgende zin vragend:
They go to London.
A
Go they to London?
B
Do they go to London?
C
Does they go to London?

Slide 30 - Quizvraag

25. Maak de volgende zin vragend:
He sings in a band
A
Do he sing in a band?
B
Does he sing in a band?
C
Does he sings in a band?

Slide 31 - Quizvraag

26. Maak nu zelf de volgende zin vragend:
Your friends train a lot.

Slide 32 - Open vraag

Grammar
Don't  en doesn't gebruik je om te zeggen dat iets niet zo is. Bij  ontkennende zinnen  dus. --> TBp86
Bij ontkennende zinnen met  don't + doesn't krijg je weer 2 werkw. in de zin.
I know you. --> I don't  know you. -->(Dus niet: I know you not.)
She likes popmusic. -->She  doesn't  like  popmusic.
(Dus niet: She likes not popmusic / She doesn't likes popmusic))




I know you --> Do I know you? -->Dus niet:  Know I  you?
She likes popmusic. -->Does she like popmusic? 
(Dus niet: Does she likes popmusic?








Slide 33 - Tekstslide

27. Maak de volgende zin ontkennend:
We live here.

A
We live not here.
B
We don't live here.
C
We doesn't live here.

Slide 34 - Quizvraag

28. Maak de volgende zin ontkennend:
They work hard.
A
They work not hard.
B
They doesn't work hard.
C
They don't work hard.

Slide 35 - Quizvraag

29. Maak de volgende zin ontkennend:
Peter works in this shop.
A
Peter doesn't works in this shop.
B
Peter doesn't work in this shop.
C
Peter works not in this shop.

Slide 36 - Quizvraag

30. Maak nu zelf de volgende zin ontkennend:
You have my number.

Slide 37 - Open vraag

Expressions unit 5
Vertaal de zinnen hieronder in het Engels.




I know you --> Do I know you? -->Dus niet:  Know I  you?
She likes popmusic. -->Does she like popmusic? 
(Dus niet: Does she likes popmusic?








Slide 38 - Tekstslide

31. Vraag aan iemand wat hij/zij aan het doen is.

Slide 39 - Open vraag

32. Zeg: Ik ben een tekening aan het maken.

Slide 40 - Open vraag

33. Vraag: Welke bands vind jij goed?

Slide 41 - Open vraag

34. Vraag: Vind je Kensington leuk.

Slide 42 - Open vraag

35. Vraag: Wat vind jij ervan?

Slide 43 - Open vraag

36. Zeg: Ik vind ze niet goed.

Slide 44 - Open vraag