In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
maak een foto van je nagekeken huiswerk bij 15.1
Slide 1 - Open vraag
Heb je nog vragen over 15.1
Slide 2 - Open vraag
15.2 GEHOOR
Slide 3 - Tekstslide
Doelstellingen
Je kent de bouw van het zintuig en kunt uitleggen hoe dit orgaan de voor haar adequate prikkels opvangt. (deze paragraaf: gehoor)
Je kunt beredeneren hoe een adequate prikkel door een receptorcel wordt omgezet in een impuls (er is een uitzondering bij het oor)
Je kunt uitleggen dat bij veel waarnemingen adaptatie plaats door veranderingen in het zintuigorgaan, de zintuigcel en/of de hersenen (specifiek bij gehoor).
Je kunt voor zintuigen uitleggen hoe een gegeven probleem kan leiden tot een veranderde waarneming en hoe dit voorkomen of opgelost kan worden (T2/I oefenen met gehoor)
Bovenstaande doelstellingen passen we iedere paragraaf toe, steeds een ander zintuig.
Slide 4 - Tekstslide
SAMENVATTING
Buiten- en middenoor vangen trillingen in de lucht op en geven dit door aan het ovale venster.
trommelvlies
gehoorbeentjes en spieren
Het binnenoor zet trillingen om in impulsen
werking orgaan van corti
werking zintuigcel
Hersenen filteren en verwerken informatie
Slide 5 - Tekstslide
Voorkennis
Slide 6 - Tekstslide
is de prikkel voor het oog.
Geluid is de prikkel voor het .
Een prikkel wordt pas waargenomen als deze sterker is dan de . Dan wordt het elektrische signaal omgezet in een
adequate
oor
licht
drempelwaarde
impuls
Slide 7 - Sleepvraag
Je kunt de route die een geluidstrilling aflegt door de onderdelen van het oor noemen
-->
-->
-->
-->
-->
gehoorbeentjes trillen
zintuigcellen zetten prikkel om in impulsen
impulsen gaan naar hersenen
geluid zorgt voor trillingen in de lucht
trommelvlies gaat trillen
Slide 8 - Sleepvraag
Adaptatie & Luchtdruk
Slide 9 - Tekstslide
Sleep de woorden op de juiste plaats in de tekst.
Wanneerje gaat duiken:
Hoe dieper in het water, hoe ................... de druk.
De druk in het buitenoor zal dus ............................. .
De druk in het middenoor wordt in verhouding ..................... dan in het uitwendig oor.