Werkwoord en vervoegen 'hebben'en 'zijn

Planning

  • Het werkwoord ZIJN (5)
  • Hoe gebruik ik zijn in een zin? (10)
  • Werkblad werkwoord ''zijn'' en ''hebben'' (15)
  • Nakijken! (5)


1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Planning

  • Het werkwoord ZIJN (5)
  • Hoe gebruik ik zijn in een zin? (10)
  • Werkblad werkwoord ''zijn'' en ''hebben'' (15)
  • Nakijken! (5)


Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
  1. Ik kan het werkwoord ''zijn'' goed gebruiken
  2. Ik kan alle vormen van ''zijn'' opnoemen
  3. Ik kan het werkwoord hebben goed gebruiken
  4. Ik kan alle vormen van h

Slide 2 - Tekstslide

Het werkwoord zijn
Werkwoord = doe-woord
Een werkwoord doet iets: lopen, slapen, leren, eten enz.

Belangrijk werkwoord in het Nederlands: ZIJN

Slide 3 - Tekstslide

Onregelmatige werkwoorden
Zijn is een onregelmatig werkwoord. 
Zijn is het hele werkwoord. Het is de basis. 

Werkwoord vervoegen = werkwoord veranderen.

Wij zijn in de klas. 
Ik ben de docent. 
Jij bent de leerling. 

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoordsvormen
Ik ben de docent. Jij bent de leerling. 
Ben en bent zijn vormen van het werkwoord zijn. 

Ben is de vorm die hoort bij ik: Ik ben. 
Dit heet de ik-vorm

Zijn: Ik ben / Jij bent / Hij is
Dit zijn allemaal vormen van het werkwoord hebben. 

Slide 5 - Tekstslide

Vervoegen werkwoord zijn I
Ik ben
Je (Jij) bent
U bent
Hij is
Ze (Zij) is

Slide 6 - Tekstslide

Vervoegen werkwoord zijn II
We (Wij) zijn
Jullie zijn
Ze (zij) zijn
Meervoud = altijd het hele werkwoord (infinitief)

Slide 7 - Tekstslide

Jij-vorm bij een vraag
Jij bent een leerling. 
Bent jij een leerling?
Ben jij een leerling?

'Jij' staat achter het werkwoord? Weg letter T!

Alleen bij de JIJ-vorm: Bent u een leerling?

Slide 8 - Tekstslide

Alle vormen op een rijtje
Ik ben                                                                                                           
Jij bent           Ben jij?
U bent
Hij/Ze (zij) is
_________________________________________________________________
Wij zijn                                                                                                              Jullie zijn
Ze (zij) zijn
enkelvoud
meervoud

Slide 9 - Tekstslide

Morgen ... ik vrij.

Slide 10 - Open vraag

Jij ... bang voor spinnen.

Slide 11 - Open vraag

Hij ... jarig.

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

jij ....... (hebben, tt)
A
heb
B
hebben
C
had
D
hebt

Slide 15 - Quizvraag

Vr maken werkblad opdr 1,2,3.2a 
timer
15:00

Slide 16 - Tekstslide

Nakijken
huiswerk:
opdr 5 en 6
werkblad 3.2b

Slide 17 - Tekstslide

ONS DOEL VOOR VANDAAG
  1. Ik kan het werkwoord ''zijn'' goed gebruiken
  2. Ik kan alle vormen van ''zijn'' opnoemen

Slide 18 - Tekstslide