Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
2.3 Werkwoord spelling voltooid deelwoord
2.3 Werkwoord spelling voltooid deelwoord
Deze les hoort bij
NuNederlands taalverzorging 2.3 voltooid deelwoord en tegenwoordig deelwoord (onvoltooid).
1 / 28
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
In deze les zitten
28 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
2.3 Werkwoord spelling voltooid deelwoord
Deze les hoort bij
NuNederlands taalverzorging 2.3 voltooid deelwoord en tegenwoordig deelwoord (onvoltooid).
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoel:
- Ik kan werkwoorden vervoegen in de tegenwoordige tijd, verleden en voltooide tijd.
- Ik weet het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden.
- Ik weet hoe ik een voltooid deelwoord als bijvoeglijknaamwoord moet spellen.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wat is een voltooid deelwoord?
- Het is een werkwoord in een zin.
- Ook hier moet je kijken of het zwak of sterk is.
- Een voltooid deelwoord vertelt dat iets klaar is of afgelopen.
Slide 4 - Tekstslide
Hoe herken je een voltooid deelwoord in de zin?
1. Er staan ALTIJD twee werkwoorden in een zin.
Het hulpwerkwoord is altijd: zijn, hebben of worden.
2. Begint vaak met ge, be, ont, ver, her
Ik HEB GEwerkt
Ik BEN te laat GEkomen
Hij WERD netjes ONTvangen
Slide 5 - Tekstslide
VOLTOOID DEELWOORD
van zwakke werkwoorden
Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden vorm je meestal door
ge-
voor de stam te zetten en een
-d of -t
erachter.
PAS OP: eindigt de stam al op een
-
d of -t
dan komt er
GEEN
extra
-d of -t
achter.
Wat is het hele werkwoord?
Haal '-en' van het werkwoord af
De laatste medeklinker die overblijft zoek je op in
't ex fokschaap
Staat de medeklinker
wel
in
't ex fokschaap
? ik- vorm + t
Staat de medeklinker
niet
in
't ex fokschaap
? ik-vorm + d
Slide 6 - Tekstslide
VOLTOOID DEELWOORD
van zwakke werkwoorden
PAS OP:
als het hele werkwoord al begint met
ge-, be-, ont-, her of ver-
hoef je er geen
ge-
meer voor te zetten.
VOORBEELD:
boffen
boff
geboft
piepen
piep
gepiept
wandelen
wandel
gewandeld
leven
lev
geleefd
vertellen
vertell
verteld
gebruiken
gebruik
gebruikt
Slide 7 - Tekstslide
Bij sterke werkwoorden eindigt het voltooid dw vaak op -en.
zwemmen - zwom - gezwommen
lopen - liep - gelopen
Alleen bij zwakke gaan we kijken of er een t of een d achterkomt!
Slide 8 - Tekstslide
Stappenplan:
1. Kijk naar het hele werkwoord!!!
2. Haal dan -en eraf voor de stam
3. Kijk naar de laatste letter
4. Gebruik het 't ex fokschaap
5. Of maak het woord langer
DUS:
laatste letter staat in het kofschip: t
laatste letter staat niet in het kofschip: d
Slide 9 - Tekstslide
Wat is het verschil?
vergrote - vergrootte
bestede - besteedde
verbrede - verbreedde
Slide 10 - Tekstslide
Voorbeeldzinnen
We kunnen de
vergrote
foto in de winkel afhalen.
De fotograaf
vergrootte
onze foto van de bruiloft.
Het
bestede
bedrag kun je declareren.
De docent
besteedde
veel aandacht aan de werkwoordspelling.
Het
verbrede
pad zag er goed uit.
Gisteren
verbreedde
de tuinman het pad.
Slide 11 - Tekstslide
Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt->
Schrijf het zo kort mogelijk!
Slide 12 - Tekstslide
Wat hij ... is dat je op tijd moet komen.
A
bedoelen
B
bedoeld
C
bedoelt
D
bedoeldt
Slide 13 - Quizvraag
De kerktoren is verlicht.
De _____ kerktoren.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Slide 14 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord van:
vrezen
A
gevreest
B
gevreesd
Slide 15 - Quizvraag
(Onthouden) goed wat er is verteld!
Slide 16 - Open vraag
De kleding is zelf ontworpen.
De zelf _____ kleding.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Slide 17 - Open vraag
Ik .. (winkelen) in de Intratuin.
A
winkelte
B
winkelde
C
winkeldde
D
winkelten
Slide 18 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord van:
bloeien
A
gebloeit
B
gebloeid
Slide 19 - Quizvraag
Hij ... (kruiden) de vis en bakte deze daarna goudbruin.
A
kruide
B
kruidde
C
kruidden
D
kruiden
Slide 20 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord van:
schaken
A
geschaakt
B
geschaakd
Slide 21 - Quizvraag
Fleur ... leuke projecten
A
ontwikkeld
B
ontwikkelt
C
ontwikkeldt
D
ontwikkelen
Slide 22 - Quizvraag
De barvrouw heeft de espressomachine grondig (reinigen)
A
gereigt
B
gereinigd
C
gereinigen
D
reinigen
Slide 23 - Quizvraag
Vanwege de storm is het vliegtuig op een andere luchthaven (landen)
A
geland
B
gelant
C
landen
Slide 24 - Quizvraag
De kinderen hebben op het strand een grote kuil (graven)
A
gegraven
B
gegraafd
C
gegraaft
Slide 25 - Quizvraag
Het (besteden)......... bedrag
A
besteede
B
besteedde
C
bestede
Slide 26 - Quizvraag
de (verkleden)............ artiest
A
verklede
B
verkleden
C
verkleedde
Slide 27 - Quizvraag
Aan de slag
Slide 28 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Taalverzorging 2.1- 2.2- 2.3
November 2024
- Les met
35 slides
2.3 Voltooide tijd
Augustus 2024
- Les met
34 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Het VDBN vervolg
Februari 2024
- Les met
44 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Les 5. Persoonsvorm tt, persoonsvorm vt, voltooid deelwoord
April 2024
- Les met
34 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
BBL Werkwoordspelling tt vt vdw
Maart 2023
- Les met
31 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
groep 8 werkwoord spelling cito
Oktober 2024
- Les met
44 slides
nederlands
Primary Education
35. Thema 5, werkwoordendictee
Maart 2024
- Les met
20 slides
Spelling
Basisschool
Groep 8
2: Werkwoordspelling: (on)voltooid deelwoord, bijvoeglijk naamwoord, infinitief
November 2023
- Les met
41 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 5