Unit 4 No place like home

Chapter 4 
No place like home
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Chapter 4 
No place like home

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theme 4: No place like home 
Grammar:  present simple/present continuous

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goals 
I know when to use the Present Simple and when to use the Present  Continuous
I can use these two tenses correctly

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Present Simple & Present Continuous

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present simple - present continuous
Present simple

Feiten, gewoonten en regelmatige gebeurtenissen.

I always go to school on time.
Present continuous

Iets is nu aan de gang of bij irritatie. 


My colleague is always taking really long breaks. It's annoying!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous - How?
 verb to be + [main verb+ing]

  • I am reading - you are reading  - he/she is reading
  • I am doing - you are doing - it is doing - we are doing

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple- How?

SHIT-regel --> he, she, it verb+s

Sometimes "es"-->  wishes, goes, does, flies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:

Wat is de regel van de present simple?
A
ww + - ed
B
shit = bij she/he/it : ww +(e)s
C
vorm van to be + ww+-ing

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple
A
iets gebeurt op dit moment
B
feiten, gewoonten en regelmatige gebeurtenissen, dienstregeling
C
iets gebeurde in het verleden

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:
A
I am walking to school.
B
They walked to school.
C
We have walked to school.
D
He walks to school.

Slide 11 - Quizvraag

Present simple:
Rule Example
 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks

Present Simple
A
Lucy lives in London.
B
Lucy lived in London.
C
Lucy is living in London.
D
Lucy has lived in London.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple:
Pick the example of the present simple.
A
I was walking in the park.
B
I walked in the park.
C
I am walking there.
D
I walk in the park every day.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous:

Hoe maak je de present continuous?
A
hele werkwoord + - ed
B
shit = hele werkwoord + -s
C
vorm van to be + ww+ -ing

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Use the correct form of
Present Continuous:
I ________ (watch)
A
be watching
B
am watching
C
are watching
D
watching

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Use the correct form of Present Continuous:
We _______ (look)
A
look
B
looking
C
be looking
D
are looking

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous:

Wat geef je aan met de present continuous?
A
Iets dat altijd, nooit of regelmatig gebeurt
B
Iets dat NU aan de gang is.
C
Iets dat is gebeurd in het verleden.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeldzin present continuous

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Video: Mr. Bean
Kijk naar de video en schrijf 3 nieuwe voorbeelden van de present continuous op (dus niet die in beeld verschijnen!)

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Choose from:
8 carpet – 5 chair – 4 couch – 2 downstairs – 10 mirror – 3 stairs – 6 table – 1 upstairs – 9 wardrobe - 7 window
1
2
3
7
8
9
10
5
6
4
downstairs
upstairs
window
carpet
wardrobe
couch
chair
table
mirror
stairs

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Grammar time!

Doel:
Aan het einde van deze les, 
kun jij een aantal voorzetsels van plaats (Prepositions of Place) noemen.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prepositions of place

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prepositions of place
Met prepositions of place (voorzetsels van plaats) kan je aangeven waar iets is. Noem in de volgende woordweb alle prepositions of place die jij kent. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

En= In

🇳🇱 = In

My book is in my bag.


I am in my room. 



I live in the Kardinaal de Jongweg.



We live in the Netherlands.

En= On 

🇳🇱 = Op

My book is on the table.


I am on the bus to Leeuwarden.



En = At 

🇳🇱 = Op

We are at school.


I live at the Kardinaal de Jongweg 20.



Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

En= In

🇳🇱 = In

My book is in my bag.


I am in my room. 

👆🏻 Afgesloten ruimtes


I live in the Kardinaal de Jongweg.

👆🏻 Wegen


We live in the Netherlands.

👆🏻 Landen/grote gebieden

En= On 

🇳🇱= Op

My book is on the table.

👆🏻 Oppervlaktes

I am on the bus to Leeuwarden.

👆🏻 Openbaar vervoer


En= At 

🇳🇱 = Op

We are at school.

👆🏻 Gebouwen

I live at the Kardinaal de Jongweg 20.

👆🏻 Straatnummers



Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

On and At?
Betekenen dus allebei "op"

Maar... Wat is ook alweer het verschil tussen:
- I am at school?
en
- I am on school? 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The boy is on (the) school. 
(bovenop)
These kids are at school.
👇🏻
👇🏻

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In
On
In front of
Between
Next to
Under
Above

Slide 31 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

I live ______ Germany.
A
in
B
on
C
at

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I live _____ the Reeweg 14.
A
in
B
on
C
at

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

5. He is stuck.................the rocks
A
opposite
B
next to
C
between
D
on

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3. The statue of the girl is.................
the statue of the bull
A
next to
B
in
C
between
D
opposite

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I meet you _______ (voor) the cinema.
A
for
B
between
C
in front of
D
before

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Have a nice day!

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies