H8.3 Frequentie en trillingstijd

H8.3 Frequentie en trillingstijd
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
naskMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H8.3 Frequentie en trillingstijd

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
  1. Welkom    
  2. Herhaling H8.2 Oscilloscoop 
  3. Uitleg 8.3 Frequentie en trillingstijd 
  4. Zelf aan de slag met NOVA 8.3 Frequentie en trillingstijd 
  5. Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Voorkennis
Bij allerlei beroepen heb je te maken met geluid. 
Vul vier beroepen in waarbij je met geluid te maken hebt.

Slide 3 - Tekstslide

Onthouden!  
Een toon-generator maakt verschillende tonen.  
Een oscilloscoop maakt de trillingen van geluid zichtbaar.  
De hoogte van de golven is de amplitude.  
Een hard geluid heeft een grote amplitude.  
Een zacht geluid heeft een kleine amplitude.  
Bij een hoge toon zijn de golven smal. Je ziet veel golven.  
Bij een lage toon zijn de golven breed. Je ziet weinig golven.

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt de frequentie berekenen als de trillingstijd bekend is. 
  2. Je kunt de trillingstijd berekenen als de frequentie bekend is. 
  3. Je kunt het verband leggen tussen toonhoogte en frequentie.

Slide 5 - Tekstslide

Oscilloscoop
Op het scherm van de oscilloscoop kun je de trillingen tellen. Je ziet dan hoeveel trillingen er zijn in een bepaalde tijd. 

Slide 6 - Tekstslide

Frequentie
In afbeelding 1 zie je drie keer het scherm van een oscilloscoop. In tekening a zijn de golven breed. In tekening c zijn de golven smal. De middelste tekening is er tussenin. Smalle golven betekent een hoog geluid. Je weet nu dat de toon van tekening c een hoge toon is. De toon van tekening a is een lage toon. 

Slide 7 - Tekstslide

Frequentie
De tijd van een oscilloscoop kun je instellen. De tijd op het scherm van afbeelding 1 is ingesteld op 0,01 seconde. De trillingen op het scherm kun je tellen. Eén golf is hetzelfde als één trilling.

Slide 8 - Tekstslide

Frequentie
Voorbeeld 1  
In scherm a tel je 1 golf, dus 1 trilling in 0,01 seconde.  
In scherm b tel je 2 golven, dus 2 trillingen in 0,01 seconde.  
In scherm c tel je 4 golven, dus 4 trillingen in 0,01 seconde. 

Slide 9 - Tekstslide

Frequentie
Nu kun je uitrekenen hoeveel trillingen per seconde er zijn.  
Op scherm a zie je 1 trilling in 0,01 seconde.  
0,01 seconde is één honderdste seconde.  
Van 0,01 seconde naar 1 seconde is × 100.  
Doe ook het aantal trillingen × 100. Je krijgt:  
1 trilling in 0,01 seconde = 100 trillingen in 1 seconde 

Slide 10 - Tekstslide

Frequentie
Het geluid van scherm a heeft dus 100 trillingen in 1 seconde. Het aantal trillingen per seconde noem je de frequentie. Het symbool voor frequentie is ƒ. De frequentie van scherm a is 100 trillingen per seconde.  
 
1 trilling in 1 seconde noem je 1 hertz. Je zegt: de frequentie is 1 hertz. De afkorting van hertz is Hz.  
1 Hz = 1 trilling per seconde  
100 Hz = 100 trillingen per seconde 

Slide 11 - Tekstslide

Trillingstijd  
De frequentie is het aantal trillingen per seconde. Als je de frequentie weet, kun je uitrekenen hoelang 1 trilling duurt. De tijd die 1 trilling duurt, is de trillingstijd. Het symbool voor trillingstijd is T .  
 Voorbeeld 2 
Een geluid heeft een frequentie van 10 Hz.  
In 1 seconde heb je dan 10 trillingen.  
1 trilling duurt: 1 : 10 seconde = 0,1 s   Je schrijft: T = 0,1 s  
Je zegt: de trillingstijd is een tiende seconde. 

Slide 12 - Tekstslide

De trillingstijd reken je uit met de formule:  
 
trillingstijd = 1 : frequentie  
 
Soms weet je wel de trillingstijd, maar niet de frequentie. Dan gebruik je de formule:  
 
frequentie = 1 : trillingstijd

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag
Wat: Lees en maak hoofdstuk  paragraaf 3 (blz. 198  t/m 203).    
 Wanneer: Zorg dat dit voor volgende les af is.     
Hoe: Digitaal.      
Klaar?: Als je klaar bent met paragraaf 3, kun je paragraaf 4 doorlezen.

Slide 14 - Tekstslide

Waar komt geluid vandaan?
A
alleen van een muziek-instrument
B
alleen van een stem
C
alleen van een luidspreker
D
alleen van een geluidsbron

Slide 15 - Quizvraag

Waardoor ontstaat geluid?
A
alleen door trillingen
B
alleen door je stembanden
C
alleen door luidsprekers
D
alleen door het trommelvlies in je oor

Slide 16 - Quizvraag

Hoe noem je het aantal trillingen in 1 seconde?
A
amplitude
B
frequentie
C
geluidsterkte
D
toonhoogte

Slide 17 - Quizvraag

In de afbeelding zie je het scherm van een oscilloscoop. Je ziet het aantal trillingen in 1 seconde.
Hoeveel trillingen tel je?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 18 - Quizvraag

Wat bepaalt de toonhoogte van een geluid?
A
amplitude
B
frequentie
C
geluidsterkte
D
toonhoogte

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de afkorting van hertz?
A
hz
B
htz
C
Hz
D
Hrz

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het symbool voor frequentie?
A
F
B
f
C
Fr
D
freq

Slide 21 - Quizvraag

Onthouden!  
De frequentie is het aantal trillingen per seconde.  
Het symbool voor frequentie is ƒ.  
De eenheid van frequentie is hertz (Hz).   
1 Hz = 1 trilling per seconde   
De trillingstijd is de tijd die 1 trilling duurt.  
Het symbool voor trillingstijd is T.  
trillingstijd = 1 : frequentie   
frequentie = 1 : trillingstijd   
Een hoge toon heeft een hoge frequentie.

Slide 22 - Tekstslide